Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:202

Zaaknummer

R.4619/14.204

Inhoudsindicatie

Klacht betreffende het optreden van verweerder als voorzitter van de LSA. Verwijt dat verweerder er debet aan is dat in een door klager tegen een voormalige cliënte, die hij had bijgestaan in een letselschadezaak, gevoerde incassoprocedure verweer wordt gevoerd, waarbij de kosten van rechtsbijstand worden gefinancierd door de LSA.

Inhoudsindicatie

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond dan wel kennelijk niet-ontvankelijk. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 23 april 2014 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht tegen verweerder ingediend.

1.2 Bij brief aan de raad van 12 september 2014, door de raad ontvangen op 15 september 2014, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 29 september 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad  (hierna: de voorzitter) klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond en de klachtonderdelen b en c als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De beslissing is verzonden op 30 september 2014.

1.4 Bij brief van 9 oktober 2014, door de raad ontvangen op 10 oktober 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Bij brief van 13 februari 2015 heeft klager een productie aan de raad toegezonden.

1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 maart 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Verweerder werd bijgestaan door mr. B, advocaat te U.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Medio 2013 heeft mevrouw A. zich tot klager gewend met het verzoek haar bij te staan in het kader van een letselschadezaak.

2.3 In oktober 2013 heeft mevrouw A. zich tot verweerder gewend met het verzoek de behandeling van de zaak van klager over te nemen.

2.4 Klager heeft in het kader van de behandeling van het dossier van mevrouw A. prijsafspraken gemaakt. Klager stelt met mevrouw A. te hebben afgesproken dat hij een succes fee van 25% exclusief BTW in rekening kon brengen. Daarnaast heeft klager de buitengerechtelijke kosten bij de verzekeraar gedeclareerd.

2.5 Verweerder heeft zich namens mevrouw A. op het standpunt gesteld dat klager geen recht heeft op deze succes fee, waarna klager mevrouw A. in rechte betrokken heeft. In deze procedure wordt mevrouw A. bijgestaan door mr. Van der K.

2.6 De kosten van deze procedure komen voor rekening van de Vereniging van Letselschade Advocaten, verder: de LSA. Verweerder is voorzitter van deze vereniging.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat:

a. hij mevrouw A. als “proefkonijn” tegen hem gebruikt door als voorzitter van de LSA een civiel proces te financieren. Klager meent dat daarbij geen te respecteren belang van de LSA in het spel is, maar dit enkel is bedoeld om hem te schaden;

b. hij in strijd met zijn geheimhoudingsplicht heeft gehandeld door deze zaak open en bloot aan de LSA voor te leggen;

c. sprake is van ontoelaatbare belangenverstrengeling en misbruik van bevoegdheid, nu de LSA zich alleen heeft te richten op de belangen van haar advocaat-leden en niet op een voormalige cliënte van de voorzitter.

3.3 In het verzet heeft klager zijn stellingname over het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager stelt dat hij wel degelijk in zijn belang wordt getroffen omdat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat/voorzitter van de LSA de procedure van mevr. A. heeft geëntameerd en via die vereniging financiert. Ook stelt klager dat verweerder de regie in de procedure van mevrouw A voert en klager nodeloos op kosten jaagt.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit onder nummers 3.1 en 3.2 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.3 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.S. Kamminga, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.