Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:148

Zaaknummer

ZWB 277 - 2014

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van de functie van deken zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Niet gebleken dat verweerder klagers vraag bewust onbeantwoord heeft gelaten.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 juni 2015

in de zaak ZWB277-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 5 november 2014 op de klacht van:

 

 

klager

 

 

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 22 oktober 2014 met kenmerk K14-072 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 5 november 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 november 2014 is verzonden aan klager.

1.3      Bij faxbericht d.d. 20 november 2014, tevens verzonden per post, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                               het verzetschrift van klager bestaande uit het faxbericht d.d. 20 november 2014.

 

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de vraag van klager in zijn brief d.d. 22 april 2013 niet heeft beantwoord, ook nadat klager verweerder daarop in zijn brief van 14 mei 2014 nog eens had gewezen.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in:

In klagers verzoek om doorzending naar de raad d.d. 14 mei 2013 heeft klager de deken ook verzocht om alsnog te reageren op het verzoek in de brief van 22 april 2013. Klager wist niet dat de deken in het door hem gewenste overleg in zou gaan op de kwestie van de brief van 22 april 2013.

 

4          BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2      De klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerder in diens hoedanigheid van deken. De voorzitter heeft terecht overwogen dat, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht voor hem blijft gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

4.3      De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder klagers vraag bewust onbeantwoord heeft gelaten. Nu klager om doorzending van de klacht aan de raad heeft verzocht, is het niet onbegrijpelijk dat verweerder zijn standpunt heeft geformuleerd en de zaak heeft doorgestuurd aan de raad. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden.

4.4      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015.

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

 

en per email aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.