Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:113

Zaaknummer

15-74

Inhoudsindicatie

Klager is bijgestaan door kantoorgenoot van verweerder. Klager stelt zich op het standpunt dat hij schade heeft geleden door verkeerd handelen van die kantoorgenoot. Klager heeft verweerder verzocht om de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het kantoor aan hem te verstrekken. Verweerder heeft dat niet gedaan en daarover klaagt klager. Voorzitter wijst de klacht af als kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 juni 2015

in de zaak 15-74

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 13 mei 2015 met kenmerk RvT 14-0328 door de raad ontvangen op 18 mei 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 3.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.2    Verweerder en mr. S. vormen een maatschap. Het briefpapier van de maatschap vermeldt dat de aansprakelijkheid van de maatschap en/of allen die daarin werkzaam zijn wordt beperkt tot het bedrag dat onder de verzekering van de maatschap tegen beroepsaansprakelijkheid wordt uitgekeerd.

1.3    Een kantoorgenoot van verweerder, mr. S., heeft klager als advocaat bijgestaan in een geschil met de verhuurder van klagers woning, een woningcorporatie.

1.4    Mr. S. heeft op verzoek van klager bij het gerechtshof hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank, sector Kanton, waarbij klager was veroordeeld om zijn woning te ontruimen.

1.5    Het gerechtshof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Kort daarna heeft mr. S. de samenwerking met klager beëindigd en heeft zij klager gemeld dat de termijn om cassatie in te stellen tegen het arrest van het gerechtshof 4 weken vanaf de datum waarop het arrest gewezen is bedroeg.

1.6    Klager heeft zich bij de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch beklaagd over mr. S. Eén van de onderdelen van zijn klacht was dat mr. S. klager verkeerd had geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij cassatie kon instellen. Dit onderdeel is door de raad van discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch gegrond verklaard – de termijn bedroeg 8 weken - en aan mr. S. is de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

1.7    Klager stelt zich op het standpunt dat hij schade heeft geleden als gevolg van het feit dat mr. S. hem verkeerd heeft geïnformeerd omtrent de cassatietermijn en dat mr. S. deze dient te vergoeden. Klager heeft mr. S. verzocht hem de naam van haar beroepsaansprakelijkheidsverzekering te verstrekken. Mr. S. heeft dat geweigerd.

1.8    Vervolgens heeft klager zich gewend tot verweerder met het verzoek hem de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het kantoor te verschaffen. Ook verweerder heeft dit geweigerd.

1.9    Bij brief van 2 november 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

te weigeren klager de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van zijn kantoor te verstrekken.

2.2    Klager stelt zich op het standpunt dat mr. S. nalatig is en dat verweerder als kantoorgenoot van mr. S. deze grove nalatigheid dient te corrigeren door hem de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te geven. Klager vindt dat hij het recht heeft om bij de verzekering een onafhankelijk verzoek in te dienen.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt aan de orde bij de bespreking van de klacht.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.3    Klager heeft een civielrechtelijk geschil met de kantoorgenoot van verweerder over de vraag of mr. S. aansprakelijk is voor de schade die klager stelt geleden te hebben. Uit de uitspraken van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch en in hoger beroep van het hof van discipline in de zaak tussen klager en mr. S. blijkt – anders dan klager stelt - van geen ander tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van mr. S. dan het opgeven van een te korte termijn waarbinnen klager cassatie kon instellen.

4.4    Er is geen rechtsregel die rechtstreeks gebiedt dat een door een cliënt aangesproken advocaat dan wel diens kantoorgenoot met wie deze in een maatschap verbonden is aan de geschade cliënt de naam van de aansprakelijkheidsverzekeraar van de maatschap opgeeft. De voorzitter sluit niet uit dat zich omstandigheden kunnen voordoen die meebrengen dat een goed advocaat daartoe toch gehouden is. Zodanige omstandigheden ziet de voorzitter in deze zaak niet.  De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 17 juni 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten