Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:100
Zaaknummer
15-66
Inhoudsindicatie
De enkele omstandigheid dat een lid van de raad in de samenstelling die de klacht van verzoeker tegen mr. [ ] behandelt eerder betrokken is geweest bij de behandeling van een klacht van verzoeker tegen een ándere advocaat levert geen aanwijzing op voor enige vooringenomenheid, noch dat een bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd. Wrakingsverzoek afgewezen.
Uitspraak
Beslissing van 8 juni 2015
in de zaak 15-66
naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:
verzoeker
tegen:
mrs. [X] c.s., voorzitter en advocaat-leden
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, hierna: de raad, is een klachtzaak aanhangig onder nummer 15-13 tussen verzoeker als klager en mr. [S] als verweerder. In die zaak zou op 11 mei 2015 een openbare behandeling van de klacht plaats vinden.
1.2 Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 20 april 2015, heeft verzoeker de voorzitter, mr. [X], en de leden van de zittingscombinatie van 11 mei 2015, […] gewraakt. Verweerders hebben daartegen een verweerschrift ingediend.
1.3 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de raad van 18 mei 2015, waar noch verzoeker noch verweerders zijn verschenen.
2 HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Verzoeker heeft het navolgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek.
2.2 Verzoekers ervaring met de raad is bijzonder slecht, hij heeft daarin geen enkel vertrouwen. Verzoekers ervaring met de raad betreft de behandeling van een eerdere klachtzaak van klager en wel die tegen mr. [B]. Bij de behandeling van die zaak maakte mr. Noppen deel uit van de raad, zoals mr. Noppen ook nu weer deel uit maakte van de raad op 11 mei 2015.
2.3 Verzoeker wil dat de raad bij de behandeling van zijn klacht tegen mr. [S] een geheel andere samenstelling heeft dan de raad die eerder zijn klacht tegen mr. [B] heeft behandeld.
3 VERWEER
3.1 Verweerders hebben op 24 april 2015 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek. Zij berusten niet in het wrakingsverzoek en verzoeken de wrakingskamer het verzoek af te wijzen.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering kunnen de voorzitter en leden van de raad worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.
4.3 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de raad uit hoofde van hun aanstelling geacht moeten worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de voorzitter en de leden jegens een partij enige vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer van de raad zal het wrakingsverzoek aan de hand van deze, in r.o. 4.2 en 4.3 weergegeven maatstaven beoordelen.
4.4 De enkele omstandigheid dat een lid van de raad in de samenstelling die de klacht van verzoeker tegen mr. [ ] behandelen eerder betrokken is geweest bij de behandeling van een klacht van verzoeker tegen een andere advocaat levert geen aanwijzing op voor enige vooringenomenheid, noch dat een bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd. Nu verzoeker geen andere gronden voor zijn verzoek heeft aangevoerd, en de raad ook niet anderszins van enige aanwijzing van vooringenomenheid is gebleken zal de raad het verzoek van klager als ongegrond afwijzen.
4.5 Voor het geval verzoeker in de toekomst de raad in nieuwe samenstelling opnieuw mocht willen wraken op de enkele grond dat een van de leden eerder bij de behandeling en beslissing van een andere klacht van verzoeker betrokken is geweest bestempelt de wrakingskamer deze nieuwe wraking reeds thans voor alsdan als misbruik van recht en zal daarom gelet op het bepaalde in artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend verzoek tot wraking op voornoemde grond in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.
BESLISSING
De wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden:
wijst het verzoek af.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige klachtzaak tegen mr. [S] op de enkele grond dat een van de leden eerder bij de behandeling en beslissing van een andere klacht van verzoeker betrokken is geweest niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, en mrs. E. Bige, F.L.M. Broeders, R.J.A. Dil en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juni 2105.
griffier voorzitter