Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:9

Zaaknummer

7173

Inhoudsindicatie

Verwijt inadequate bijstand te hebben geleverd, ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak 7173

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 12 mei 2014, onder nummer 14-06, aan partijen toegezonden op 12 mei 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:204.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 juni 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de brief van klager aan het hof d.d. 23 oktober 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 november 2014, waar klager is verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zich niet te houden aan de opdrachten zoals besproken en aanwezig in het dossier;

b)    geen aandacht te besteden aan het op tafel brengen van de vereiste stukken en de opdrachtformulering;

c)    contacten te leggen met de juridisch adviseur van de wederpartij zonder klager dit vooraf te vragen en hierover in te lichten;

d)    een advies op te stellen ten voordele van de wederpartij;

e)    de opdracht te beëindigen als gevolg waarvan de wederpartij geweigerd heeft de door klager voorgeschoten nota aan verweerder te vergoeden.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De overweging ten overvloede van de raad in r.o. 5.3, 3e zin, van de beslissing over de stukken van de onderliggende zaak laat het hof daarbij buiten beschouwing.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2014, gewezen onder nummer 14-06.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, W.A.M. van Schendel, G.J.L.F. Schakenraad en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2015.