Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:90

Zaaknummer

14-223A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 30 maart 2015

in de zaak 14-223A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 september 2014 op de klacht van:

mevrouw

p/a

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 20 augustus 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 21 augustus 2014 met kenmerk PvRA/YH 4013-0865, door de raad ontvangen op 22 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 19 september 2014 heeft de voorzitter van de raad klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in de klacht, welke beslissing op 19 september 2014 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij brief van 29 september 2014, door de raad ontvangen op 2 oktober 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft de gronden voor haar verzet bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 4 november 2014, aangevuld.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 februari 2015 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door de heer V. Verweerder heeft de raad bij brief van 27 november 2014 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 29 september 2014 en de aanvullende gronden die de raad heeft ontvangen op 4 november 2014.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter niet tot kennelijk niet-ontvankelijkheid van klaagster in de klacht had mogen komen. Klaagster wil met haar klacht voorkomen dat andere partijen in handen van verweerder vallen.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klaagster terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter een herhaling vormt van haar klacht en ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel, B. Roodveldt, J.M. van de Laar en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 maart 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.