Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:6
Zaaknummer
R. 4434/14.20
Inhoudsindicatie
Verzet. De raad volgt het oordeel van de voorzitter. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigt dan wel dat sprake zou zijn van onduidelijkheid omtrent de financiële verplichtingen verbonden aan de werkzaamheden van verweerder. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 16 januari 2014 aan de raad met kenmerk R 2014/12, door de raad ontvangen op 17 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 31 januari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 februari 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 9 februari 2014 door de raad ontvangen op 12 februari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager werd ter zitting vergezeld door zijn neef. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 9 februari 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder heeft voor klager een zienswijze ingediend bij de gemeente M. in verband met het voornemen van deze gemeente de exploitatievergunning en de drank- en horecavergunning van het eetcafé van klager in te trekken alsmede in verband met het voornemen van de gemeente een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten niet aan klager te verlenen.
2.3 In verband met deze kwestie heeft op 27 februari 2013 een bespreking plaatsgevonden met verweerder en heeft klager diezelfde dag een voorschot van € 1.500,-- betaald.
2.4 De burgemeester van de gemeente Maassluis heeft op 8 april 2013 besloten voornoemde vergunningen in te trekken respectievelijk te weigeren.
2.5 Nadien heeft klager zich tot een andere advocaat gewend. Verweerder heeft daarop een einddeclaratie aan klager doen toekomen.
2.6 Na verzending van deze einddeclaratie heeft klager verweerder verzocht akkoord te gaan met een betalingsregeling.
2.7 Klager heeft bij brief van 23 mei 2013 aan verweerder kenbaar gemaakt dat verweerder te veel heeft gedeclareerd.
2.8 Bij brief van 3 juli 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. In het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij tekort is geschoten. Verweerder zou te veel hebben gedeclareerd voor de werkzaamheden die hij heeft verricht. Verweerder heeft slechts een bezwaarschrift bij de gemeente ingediend voor een bedrag van € 1.500,-- zulks zonder een onderzoek in te stellen en het bezwaar te onderbouwen. Ook verwijt klager verweerder dat hij voorafgaand aan de aanvang van zijn werkzaamheden geen reële inschatting heeft gegeven van de kosten.
3.2 De gronden van het verzet betreffen een herhaling en uitwerking van de klacht.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft bij brief van 27 februari 2013 de opdracht aan klager bevestigd waarin een uurtarief van € 230,-- is opgenomen. Verweerder heeft het in rekening gebrachte honorarium eigener beweging gemodereerd. Verweerder heeft aangegeven dat klager hem heeft verzocht in te stemmen met een betalingsregeling, waarmee verweerder ook heeft ingestemd. Op enig moment ontving hij echter geen betaling meer van klager. Eerst bij brief van 23 mei 2013 heeft klager verweerder laten weten dat hij teveel zou hebben gedeclareerd. In zijn brief van 19 juni 2013 heeft verweerder klager bericht welke werkzaamheden hij in de zaak heeft verricht. Verweerder heeft betwist dat hij slechts een bezwaarschrift heeft ingediend bij de gemeente.
5 BEOORDELING
5.1 De door klager in het verzet aangevoerde gronden zijn deels een herhaling en deels een uitwerking van de klachten zoals deze reeds door de plaatsvervangend voorzitter zijn beoordeeld. De Raad onderschrijft de visie van de plaatsvervangend voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De Raad van Discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, (plaatsvervangend) voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. m. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.