Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:20

Zaaknummer

7312

Inhoudsindicatie

De deken hoefde geen advocaat aan te wijzen omdat klager de deken geen antwoord gaf op vragen van de deken omtrent het verzoek van klager. Beklag ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 26 januari 2015

in de zaak 7312

    

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

deken Noord-Nederland

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij brief van 17 september 2014 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 2 oktober 2014 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een beklagschrift gedateerd 10 oktober 2014 heeft klager een beklag ingediend bij de Raad van State. Bij brief van 21 oktober 2014 heeft de Raad van State het beklagschrift voor verdere afhandeling doorgestuurd naar het Hof van Discipline. In een beklagschrift gedateerd 24 oktober 2014 heeft klager ook bij het Hof van Discipline beklag gedaan over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 22 oktober 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de e-mail van klager d.d. 28 oktober 2014;

-    de e-mail van klager d.d. 29 oktober 2014;

-    de e-mail van klager d.d. 29 oktober 2014;

-    de brief van de griffier aan klager d.d. 3 november 2014;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    de e-mail van klager d.d. 6 november 2014;

-    de e-mail van klager d.d. 14 november 2014;

-    de brief van klager d.d. 26 november 2014;

-    de e-mail van klager d.d. 28 november 2014;

-    de brief van de deken d.d. 2 december 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 december 2014, waar geen van de partijen is verschenen.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

3.2    Klager heeft bij brief van 17 september 2014 aan de deken verzocht hem een advocaat aan te wijzen voor te voeren kortgedingprocedures. Nadat namens de deken diverse malen aan klager was gevraagd zijn verzoek toe te lichten en klager hierop  weliswaar reageerde, maar naar het oordeel van de deken onvoldoende duidelijk, heeft de deken het verzoek afgewezen. In zijn schriftelijke reactie aan het hof deelt de deken het hof mee dat hij uit een bijlage van het beklagschrift opmaakt dat klager een advocaat toegewezen wenst te krijgen voor een procedure als bedoeld in artikel 12 Wetboek van Strafvordering (Sv), aanhangig bij het Gerechtshof Leeuwarden.

4    BEOORDELING

4.1    Artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat een rechtszoekende die niet in staat is een advocaat te vinden voor een procedure waarin rechtsbijstand van een advocaat vereist is, zich met een verzoek tot toewijzing van een advocaat tot de deken kan wenden.

4.2    De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor het voeren van twee kortgedingprocedures afgewezen omdat klager, hoewel daartoe enkele malen gevraagd, niet aan de deken heeft meegedeeld ter zake waarvan en tegen welke partij hij deze gedingen wenste te voeren. De deken overweegt terecht dat hij niet kan beoordelen of zich de situatie als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet voordoet en hij om die reden niet tot aanwijzing van een advocaat kon overgaan.

4.3    Indien het beklag mede geacht moet worden te zijn gericht tegen het niet positief beslissen op het verzoek van klager om aan hem een advocaat aan te wijzen ten behoeve van het beklag op grond van artikel 12 Sv dat aanhangig is bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, overweegt de deken terecht in zijn schriftelijke reactie van 4 november 2014 dat aanwijzing van een advocaat in deze kwestie niet op grond van artikel 13 van de Advocatenwet kan plaatsvinden, omdat voor het voeren van een dergelijke procedure geen bijstand van een advocaat is vereist.

4.4    Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de deken het verzoek van klager terecht heeft afgewezen. Het beklag tegen deze beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

 

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 2 oktober 2014 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, G.R.J. de Groot, J.P. Balkema en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2015.