Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:88

Zaaknummer

7447

Inhoudsindicatie

Verweerders appel tegen de beslissing van de raad is te laat ingediend. Verweerder is daarom niet-ontvankelijk. Hof bepaalt wel de aanvangsdatum van de beslissing.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 20 maart 2015

in de zaak 7447

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Amsterdam

deken

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 2 februari 2015, onder nummer 14-310A (d), aan partijen toegezonden op 2 februari 2015, waarbij een klacht van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard, de maatregel van vier weken schorsing is opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:36.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 5 maart 2015 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg, de brief van de deken d.d. 12 maart 2015 en de brief van verweerder d.d. 19 maart 2015.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 maart 2015, waar verweerder is verschenen.

3    BEOORDELING

Aangezien de beslissing van de raad op 2 februari 2015 is toegezonden aan verweerder kon hij op uiterlijk 4 maart 2015 hoger beroep instellen. Omdat de appelmemorie van verweerder, gedateerd 5 maart 2015, door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van voormelde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, namelijk op 5 maart 2015, is het beroep van verweerder niet ontvankelijk.

Dit betekent dat de gegrondverklaring van het dekenbezwaar en de door de raad opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk onherroepelijk zijn en het hof de aanvangsdatum van het onvoorwaardelijke deel van de schorsing nader zal dienen te bepalen. Verweerder is hierover tijdens de mondelinge behandeling van 20 maart 2015 gehoord.

4    MONDELINGE UITSPRAAK

    Na schorsing en heropening van de mondelinge behandeling heeft het hof mondeling de navolgende uitspraak gedaan.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart verweerder niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 20 januari 2015 gewezen onder de nummers 14-243A en14-244A;

en,

-    bepaalt dat de door de raad opgelegde schorsing aanvangt op maandag 13 april 2015 of, indien verweerder uit andere hoofde geschorst is in de praktijkuitoefening of dan niet meer op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend aan die andere schorsing resp. zodra verweerder weer op het tableau wordt ingeschreven.

Aldus gewezen door op 20 maart 2015 mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, G.R.J. de Groot, A.D.R.M. Boumans en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.