Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:138
Zaaknummer
15-101A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klager heeft zijn stellingen rondom het tekortschieten van verweerder geenszins onderbouwd. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 12 mei 2015
in de zaak 15-101A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
p/a
klager
tegen:
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 16 april 2015, door de raad ontvangen op
17 april 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft klager als derde opvolgend raadsman bijgestaan in een strafrechtelijke procedure. Verweerder heeft onder andere een aantal door de vorige advocaat ingediende onderzoekswensen herhaald en aangevuld. De procedure is voor klager geëindigd in een veroordeling.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu:
a) de door de voorgaande advocaat ingediende onderzoekswensen door de rechtbank zijn afgewezen;
b) verweerder ongeïnteresseerd zou zijn geweest in de zaak van klager; en
c) hij onvoldoende uitleg zou hebben gegeven over de noodzaak om aanwezig te zijn ter zitting voor de behandeling van het verzoek om onderzoekswensen.
3 BEOORDELING
3.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter inge¬volge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken inge¬diend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behan¬deld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocaten¬wet bedoeld.
3.2 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
3.3 De klachtonderdelen zullen gezamenlijk worden behandeld.
3.4 Ten aanzien van alle klachtonderdelen geldt het volgende. Klager heeft zijn stellingen geenszins onderbouwd. Uit het dossier blijkt dan ook op geen enkele wijze dat het aan verweerder te wijten zou zijn dat de rechtbank de onderzoekswensen van klager heeft afgewezen, noch dat verweerder klagers zaak met onvoldoende interesse zou hebben behandeld, noch dat verweerder klager verkeerd zou hebben geadviseerd over de wenselijkheid van diens aanwezigheid ter zitting. De klachtonderdelen zijn kennelijk onge¬grond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 12 mei 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2015 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.