Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:157

Zaaknummer

15-024A

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Klacht tegen de landelijk deken. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 juni 2015

in de zaak 15-024A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 februari 2015 op de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

in zijn hoedanigheid van

gemachtigde: mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 20 oktober 2014 aan de Raad van Discipline te Den Haag heeft klaagster zich beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief van 28 oktober 2014 heeft de Raad van Discipline te Den Haag de klacht ter verdere behandeling doorgestuurd naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

1.3 Bij brief aan de raad van 29 januari 2015 met kenmerk 4014-0805, door de raad ontvangen op 30 januari 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.4 Bij beslissing van 19 februari 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 februari 2015 is verzonden aan klaagster.

1.5 Bij brief van 2 maart 2015, door de raad ontvangen op 3 maart 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 2 maart 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a. Volgens klaagster is sprake van een nietige beslissing, nu deze niet op geldige wijze is ondertekend;

b. De termijn waarbinnen de beslissing aan klaagster diende te worden verstuurd was al verstreken op het moment dat zij de beslissing ontving;

c. De gronden van de klacht zijn door de voorzitter niet juist weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad verzetsgrond a)

4.2 De raad volgt klaagster niet in haar stelling dat sprake zou zijn van een nietige beslissing. De beslissing is ondertekend door de voorzitter op de wijze waarop de beslissingen van de raad doorgaans worden getekend. Nu klaagster haar stelling op dit punt ook niet verder heeft onderbouwd, gaat de raad aan deze verzetsgrond voorbij.

Ad verzetsgrond b)

4.3 Ook verzetsgrond b) slaagt niet. Op grond van artikel 46g Advocatenwet kan een voorzitter kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde klachten binnen dertig dagen nadat zij ter kennis van de raad zijn gebracht bij met redenen omklede beslissing schriftelijk afwijzen. De deken heeft de klacht bij brief van 29 januari 2015 aan de raad gestuurd. De beslissing van de voorzitter van 19 februari 2015 is binnen dertig dagen en derhalve tijdig genomen.

Ad verzetsgrond c)

4.4 Ten aanzien van verzetsgrond c) is de raad van oordeel dat de voorzitter de gronden van de klacht voldoende tot uitdrukking heeft gebracht in de beslissing. De voorzitter heeft bij haar beoordeling de juiste maatstaf toegepast en acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels niet-ontvankelijk bevonden.

4.5 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, P. van Lingen, E.M.J. van Nieuwenhuizen, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.