Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:214

Zaaknummer

7403

Inhoudsindicatie

Verwijt in strijd met gedragsregel 7te hebben gehandeld. Een kantoorenote had opgetrden voor 2 vennoten van een v.o.f. en verweerder trad later op voor de ene tegen de andere vennoot in een soortgelijk geschil. Gegrond, geen maatregel, omdat verweerder zich na tussenkomst van de deken weer terugtrok.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 19 juni 2015

in de zaak 7403

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 29 december 2014, onder nummer 14 115, aan partijen toegezonden op 29 december 2014, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder onderdelen a en d gegrond zijn verklaard, onderdelen b en c ongegrond zijn verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRARL:2014:394.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 januari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 april 2015, waar verweerder vergezeld van mr. Z. en klaagster met mr. Y.  zijn verschenen. De beide raadslieden hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in appel aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    tegen klaagster op te treden terwijl zijn kantoorgenoot klaagster eerder in een vergelijkbare zaak heeft bijgestaan;

b)    

c)    

d)    ondanks goede gronden niet over te gaan tot het verwijzen van zijn cliënt teneinde de zaak niet op de spits te drijven.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Klaagster is met de heer X per 1 februari 20012 een vennootschap onder firma aangegaan onder de naam vof A. (hierna de vof).

4.2    Bij brief van 26 september 2012 heeft de raadsman van de voormalig werkgeefster van de heer X actie tegen hem ondernomen wegens overtreding van een concurrentie- en relatiebeding.  De vof is bij brief van diezelfde datum daarover geïnformeerd waarbij tevens een mogelijke schadeclaim wegens profiteren van die wanprestatie in het vooruitzicht is gesteld.

4.3    De heer X en de vof hebben zich ter zake van deze claim  tot een kantoorgenote van verweerder gewend en zij hebben over de zaak gezamenlijk een onderhoud gehad op 28 september 2012. Deze kantoorgenote heeft bij brief van 8 oktober 2012 namens de vof en haar vennoten gereageerd en verweer gevoerd. Ook de verdere mail correspondentie is gericht geweest aan de vennoten. Door de wederpartij is blijkens de brieven begrepen dat de kantoorgenote voor beide vennoten en de vof optrad. De declaratie voor haar bemoeiingen heeft de kantoorgenote  gericht  aan de vof en  deze is door de vof betaald in januari 2013.

4.4    In juni 2013 ontstond een geschil tussen de vennoten. De heer X wendde zich tot verweerder om hem in dat geschil bij te staan.  Klaagster heeft zich daar over beklaagd bij verweerder en vervolgens, bij brief van 17 november 2013, bij de deken. Op 7 april 2014 heeft verweerder  in een bespreking bij de deken besloten zich terug te trekken als advocaat voor de heer X in zijn geschil met klaagster.

5    BEOORDELING

5.1    In zijn appelschrift heeft verweerder aangevoerd dat de raad ten onrechte heeft geconcludeerd tot schending van het bepaalde in gedragsregel 7 daar klaagster niet is aan te merken als een voormalig cliënte van het kantoor van verweerder en voor zover dat wel het geval zou zijn dan is er in deze sprake van de uitzondering als bedoeld in lid 5 van artikel 7 omdat het niet een zelfde zaak betrof, noch was sprake van vertrouwelijke informatie.

5.2    Het hof deelt dit standpunt van verweerder niet. De feiten zoals onder 4 weergegeven leiden tot geen andere conclusie dan dat de kantoorgenote van verweerder vanaf september 2012 optrad voor beide vennoten jegens een voormalig werkgeefster van de heer X, waarbij deze de heer X wanprestatie verweet en de vof het profiteren van die wanprestatie.

5.3    Ook de uitzondering als bedoeld in gedragsregel 7, lid 5 doet zich hier niet voor. In het geschil waarbij de kantoorgenote optrad ging het om de vraag of de heer X in strijd met het contract relaties had benaderd. In het conflict tussen de heer X en klaagster ging het om een soortgelijk geschil.  

5.4    Het hof bekrachtigt dan ook de beslissing van de raad voor zover de klacht gegrond werd geacht. Het hof ziet echter onvoldoende aanleiding om een maatregel van enkele waarschuwing op te leggen  nu verweerder, na tussenkomst van de deken, zich heeft teruggetrokken en ter zitting van het hof inzicht toonde in de onjuistheid van zijn eerdere optreden.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt  de beslissing van de Raad van Discipline van het ressort Arnhem-  Leeuwarden van 29 december 2014 onder nummer14-115 voor zover aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd;

-    en bekrachtigt die beslissing voor het overige.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, M. Pannevis, J.R. Krol en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.