Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:138

Zaaknummer

7320

Inhoudsindicatie

Klacht over schenden van geheimhouding ongegrond. Handelen viel binnen vrijheid die de advocaat van de wederpartij toekomt en viel niet onder een geheimhoudingsplicht.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 18 mei 2015

in de zaak 7320

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 29 september 2014, onder nummer 14 76, aan partijen toegezonden op 29 september 2014, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRARL:2014:264.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 oktober 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    de brief van klaagster aan het hof van 18 februari 2015;

-    de brief van klaagster aan het hof van 21 februari 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 maart 2015, waar klaagster, samen met haar adviseur, en verweerster zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a)    zonder toestemming van klaagster het rapport van klaagster aan de rechtbank heeft over gelegd;

b)    een brief aan de rechtbank heeft gestuurd met vertrouwelijke informatie over de mediation;

c)    aan de politie opdracht heeft gegeven om klaagster uit huis te zetten;

d)    bij herhaling is opgetreden als legitimering van de onwettige acties van de cliënt van     verweerster.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft in de overwegingen 5.1 tot en met 5.5 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure vastgestelde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 september 2014, gewezen onder nummer 14 76.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, J.C. van Oven, I.E.M. Sutorius en M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2015.