Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:182
Zaaknummer
R. 4590/14.175
Inhoudsindicatie
Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij (ex-echtgenote). Verwijt: het doen van valse aangifte. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de voorzitter. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mail met bijlagen van 17 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 18 augustus 2014 met kenmerk K136 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 18 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 2 september 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing per aangetekende post is verzonden aan klager.
1.4 Bij e-mail van 9 september 2014 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 maart 2015 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 9 september 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder heeft tot eind 2011 de belangen van de voormalige echtgenote van klager behartigd in onder meer de echtscheidingsprocedure.
2.3 Verweerder heeft op 19 augustus 2010 bij de politie Den Haag aangifte gedaan tegen klager ter zake van stalking en/of belediging en/of smaad/smaadschrift.
2.4 Klager is naar aanleiding van deze aangifte door de politierechter te Amsterdam veroordeeld voor eenvoudige belediging.
2.5 Bij vonnis van 23 april 2014 van de rechtbank Den Haag, team Kanton, locatie Den Haag, zijn de door klager tegen verweerder ingestelde vorderingen tot betaling van immateriële schadevergoeding wegens het doen van een valse aangifte en onrechtmatig handelen van verweerder, afgewezen.
2.6 Bij e-mail van 17 mei 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een valse aangifte tegen hem heeft gedaan. Verweerder heeft volgens klager ten onrechte gesteld dat klager hem 3.440 e-mails heeft gestuurd en verweerder heeft vervolgens geweigerd dit te corrigeren (a.). Voorts klaagt klager over de (ontbrekende) kwaliteiten van verweerder als advocaat van zijn voormalig echtgenote (b.).
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich daarmee niet kan verenigen.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.C.M. van Schijndel en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingediend