Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:182

Zaaknummer

7114

Inhoudsindicatie

Verwijten over onnodig grievende uitlatingen, onjuiste feiten poneren een het niet verschaffen van uitlichtingen aan de deken ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 1 juni 2015

in de zaak 7114

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 10 maart 2014, onder nummer 13-295A, aan partijen toegezonden op 10 maart 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder het verzet tegen de beslissing van de voorzitter gegrond is verklaard en de klacht ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:TADRAMS:2014:82.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 april 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de e-mail van klager aan het hof van 24 juni 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 juli 2014, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

2.4    Per e-mail van 14 juli 2014 heeft klager mrs. J.C. van Dijk, L. Ritzema, A.B.A.P.M. Ficq, A.D.R.M. Boumans en J. Italianer, gewraakt. Het wrakingsverzoek is op 10 april 2015 behandeld. Bij beslissing van 18 mei 2015 heeft het hof het wrakingsverzoek van klager afgewezen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    zich grievend heeft uitgelaten jegens klager en zijn vrouw;

b)    gedragsregel 37 heeft geschonden daar hij bepaalde informatie niet aan de deken heeft verschaft;

c)    feiten heeft geponeerd waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten dat deze in strijd met de waarheid zijn.

4    FEITEN

    In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft in de overwegingen 4.1 tot en met 4.4 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure vastgestelde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 10 maart 2014, gewezen onder nummer 13-295A.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.B.A.P.M. Ficq, A.D.R.M. Boumans en J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2015.