Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:112

Zaaknummer

7248

Inhoudsindicatie

Verwijt in een BOPZ-zaak tegen de wens van klaagster te hebben gehandeld. Ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 10 april 2015

in de zaak 7248

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 15 juli 2014, onder nummer 13-303A, aan partijen toegezonden op 15 juli 2014, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als. ECLI:NL:TADRAMS:2014:182.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 augustus 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 februari 2015, waar klaagster met haar gemachtigde en verweerder met zijn gemachtigde zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet de belangen van klaagster zelf, maar die van haar kinderen (in het bijzonder haar dochter) heeft behartigd. De benoeming van de door de kinderen gewenste persoon als bewindvoerder en mentor is door verweerder “op touw gezet” en kost klaagster veel geld en zorgen.

4    FEITEN

    In overweging 2 van de tussenbeslissing van de raad van 12 maart 2014 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort va Amsterdam van 15 juli 2014, gewezen onder nummer 13-303A.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en E. Schutte, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2015.