Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:150

Zaaknummer

R.4644/14.229

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Verzoeker heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, hierna: de deken, een klacht ingediend tegen mr. K, kantoorhoudende te Schiedam.

1.2 De deken heeft de klacht ter kennis van de Raad van Discipline gebracht bij brief van 16 oktober 2014, door de raad ontvangen op 17 oktober 2014.

1.3 Bij beslissing van 13 november 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

1.4 Tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter heeft klager bij brief van 28 november 2014 verzet ingesteld.

1.5 De griffier heeft klager op 2 april 2015 bericht dat de klacht zou worden behandeld op de zitting van de raad van 18 mei 2015, onder vermelding van de samenstelling van de raad.  

De voorzitter van de kamer die het verzet zou behandelen, is verweerster.

1.6 Ter zitting van 18 mei 2015 heeft verzoeker verweerster gewraakt.

1.7 De griffier heeft verzoeker en verweerster bij brief van 21 mei 2015 bericht dat het wrakingsverzoek zou worden behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 1 juni 2015 te 13.40 uur.

1.8 Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 1 juni 2015. Ter zitting is verzoeker verschenen.

 

2 GRONDEN VOOR HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 Ter gelegenheid van de zitting van 18 mei 2015 heeft verzoeker – zakelijk weergegeven – de gronden voor het wrakingsverzoek als volgt vermeld.

2.2 Verweerster heeft crimineel gedrag vertoond. In een civiele procedure bij de Kantonrechter te Delft heeft verweerster in haar hoedanigheid van kantonrechter een vervalste handtekening van de griffier onder haar uitspraak geplaatst, ten onrechte onder een uitspraak vermeld dat deze in het openbaar is uitgesproken, de zaak niet goed voorbereid en zich niet vrijwillig teruggetrokken toen verzoeker verweerster als rechter had gewraakt. Ook anderen hebben verweerster aangeklaagd. Ten slotte heeft verzoeker ter zitting nog aanvullend gesteld dat verweerster in een procedure die bij haar in haar hoedanigheid van Kantonrechter te Delft diende, smeergelden heeft aangenomen.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft schriftelijk  verweer gevoerd en gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat uit de gestelde feiten en omstandigheden niet blijkt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Verweerster heeft betwist zich als Kantonrechter in Delft schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten. Het enkele feit dat verweerster als kantonrechter in een zaak – die los staat van de onderhavige – een voor verzoeker onwelgevallige uitspraak heeft gedaan, is geen reden om aan de onafhankelijkheid van verweerster te twijfelen.

 

4 BEOORDELING

4.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet jo. artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan een lid van de Raad van Discipline worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2 Ten aanzien van de rechterlijke onpartijdigheid wordt onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid. 

Bij subjectieve aspecten gaat het om de persoonlijke instelling van de rechter. Hier geldt als criterium dat een rechter moet worden vermoed uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Die vrees voor subjectieve partijdigheid moet bovendien objectief gerechtvaardigd zijn. 

Bij objectieve aspecten gaat het om feiten of omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven voor de vrees dat een rechter niet onpartijdig is.

4.3 Ten aanzien van het wrakingsverzoek oordeelt de wrakingskamer als volgt.

4.4 Gelet op de in nummer 4.1 en 4.2 vermelde uitgangspunten voor de beoordeling van een wrakingsverzoek oordeelt de wrakingskamer dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden. 

De feiten en omstandigheden, door verzoeker aangevoerd, zijn op geen enkele wijze aangetoond en ook niet aannemelijk. 

De vrees c.q. het vermoeden bij verzoeker dat de mogelijke schijn van belangenverstrengeling niet meer uit te sluiten is, of dat de schijn van partijdigheid niet uitgesloten kan worden, vindt geen enkele steun in de feiten.

Ook is niet gebleken van feiten of omstandigheden die subjectief de vrees voor partijdigheid van de voorzitter kunnen rechtvaardigen. De inhoudelijke behandeling van de klacht heeft immers nog niet plaatsgevonden.

4.5 De wrakingskamer is, gelet op de door verzoeker gebezigde argumentatie, van oordeel dat verzoeker door het indienen van het wrakingsverzoek misbruik van het middel van wraking heeft gemaakt. Hierom zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking tegen verweerster niet in behandeling wordt genomen.

 

5.  BESLISSING

 De wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag:

- wijst het wrakingsverzoek af;

- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker tegen verweerster niet in behandeling wordt genomen.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juni 2015.

 

griffier voorzitter                     

 

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Deze beslissing is in afschrift op 9 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.