Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:11

Zaaknummer

14-207

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening in echtscheidingsprocedure kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 januari 2015

in de zaak 14-207

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 19 december 2014 met kenmerk RvT 14-0126 door de raad ontvangen op 22 december 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de bij deze brief gevoegde inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 4.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.2    Verweerster heeft klager in 2013 als advocaat bijgestaan in een procedure waarin haar onder andere de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden is opgedragen.

1.3    Bij brief van 14 mei 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    niet adequaat te handelen naar aanleiding van de opdracht;

b)    zinloos bezig te zijn met verloren zaken en daarin geen goed advies te geven.

2. 2    Klager is van oordeel dat verweerster hopeloos heeft gefaald in haar poging om tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te komen. Hij stelt dat “de feitelijke afhandeling is opgeschoven” dat hij een gevoel had dat verweerster werd “gepiepeld” door de advocaat van de wederpartij en spreekt over een “verdenking” dat zij financieel inhoudelijk niet ter zake kundig is.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft gesteld dat zij aan de advocaat van de (ex-)echtgenote van klager heeft gevraagd om financiële gegevens te verstrekken maar dat zij deze niet heeft ontvangen. Verder geeft verweerster aan dat er in de periode juni 2013 tot en met november 2013 naast de lopende echtscheidingsprocedure, twee procedures tot het verkrijgen en wijzigen van voorlopige voorzieningen hebben plaatsgevonden alsmede een kort geding dat door de (ex-)echtgenote van klager tegen hem aanhangig was gemaakt.

3.2    Verweerster stelt dat zij aldus substantiële werkzaamheden voor klager heeft verricht en dat dit altijd in goed overleg met klager is gebeurd. Verweerster betwist dat zij zinloos bezig is geweest met verloren zaken en geen goed advies gegeven heeft. De afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden kon nauwelijks sneller.

3.3.      Verweerster onderbouwt haar verweer als volgt:

•    De opdracht van klager betrof een procedure tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. Verweerster heeft de zaak overgenomen van de eerste advocaat van klager.

•    De (ex-)echtgenote van klager had op 14 december 2012 een verzoek tot scheiding van tafel en bed ingediend bij de rechtbank.

•    Op 27 februari 2013 heeft verweerster namens klager een verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, ingediend bij de rechtbank. Eén van de zelfstandige verzoeken was een verzoek aan de rechtbank om een uitspraak te doen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden die gelden tussen klager en zijn (ex-)echtgenote.

•    Op 15 juli 2013 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen klager en zijn (ex-)echtgenote uitgesproken. Het verzoek met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is door de rechtbank – zoals verzocht - afgesplitst en pro forma aangehouden tot 1 oktober 2013.

•    Op 22 oktober 2013 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

•    Verweerster heeft klager in december 2013 erop gewezen dat hij haar nota’s uit oktober 2013, november 2013 en december 2013 nog niet had betaald en dat er een bedrag van ruim € 6.000,-- openstond.

•    Op 9 januari 2014 heeft verweerster klager bericht dat zij haar werkzaamheden zou opschorten zolang de declaraties onbetaald waren en dat zij de rechtbank nog een keer om uitstel zou verzoeken voor het indienen van gegevens inzake het verzoek tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

•    Op 23 januari 2014 heeft een opvolgend advocaat verweerster bericht dat klager hem had verzocht de zaak over te nemen.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De klachten van klager worden door hem niet onderbouwd,  laat staan aannemelijk gemaakt, met feiten. De klachten zijn niet concreter dan hetgeen onder 2.2 is weergegeven.

4.3    De voorzitter concludeert dat gelet op de inhoud van de klacht op geen enkele wijze vast is komen te staan dat verweerster niet adequaat heeft gehandeld, zinloos bezig is geweest met verloren zaken en verkeerde adviezen heeft gegeven.

4.4    Beide klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.

4.5    Ten overvloede overweegt de voorzitter dat het feitenrelaas zoals verweerster dat stelt, veeleer wijst op adequate behandeling. Daarbij wordt opgemerkt dat niet ongebruikelijk is dat de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden pas geschiedt nadat de echtscheiding een feit is.

BESLISSING

Wijst de klacht af in beide onderdelen.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 19 januari 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerster

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten