Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:264

Zaaknummer

7453

Inhoudsindicatie

Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

Uitspraak

Beslissing

van 24 augustus 2015

in de zaak 7453

naar aanleiding van het hoger beroep van:

[klager],

mede namens zijn minderjarige dochter

klagers

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 2 februari 2015, onder nummer 14-171, aan partijen toegezonden op 2 februari 2015, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRARL:2015:6.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 4 maart 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 juni 2015, waar klager en verweerder zijn verschenen.

2.4    Nadat het onderzoek ter zitting is gesloten en de datum voor uitspraak is bepaald heeft deze klager onder verwijzing naar art. 5 van het Reglement hof van discipline voor het procederen in tuchtzaken herhaaldelijk verzocht om - zo verstaat het hof dat - heropening van het onderzoek omdat hem tijdens de behandeling bij het hof een nieuw feit bekend is geworden, welk feit hij anders zeker in zijn klachten naar dhr. M had meegenomen. De griffier heeft namens de voorzitter van de behandelend kamer deze klager laten weten aan dit verzoek geen gehoor te zullen geven omdat de beginselen van een goede procesorde meebrengen dat nadat het onderzoek is gesloten en de voorzitter datum heeft bepaald voor uitspraak geen acht meer wordt geslagen op nadien ingekomen berichten. Het door klager aangehaalde artikel 5 van dit reglement is geen toereikende basis om van dit grondbeginsel af te wijken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    machtspelletjes heeft gespeeld waarbij hij onder meer gezegd heeft: “ik ben de baas”

b)    klagers tegen heeft gewerkt

c)    niet op e-mailberichten van klager heeft gereageerd en zich niet respectvol jegens klager heeft opgesteld

d)    tegen de wens van klagers in de verdediging van klaagster op zich heeft genomen en er niet aan heeft meegewerkt dat klagers hun dossier ter beschikking konden krijgen en hun eigen verdediging konden voeren

e)    zich in strijd met de waarheid heeft geafficheerd als advocaat gespecialiseerd in strafrecht.

3.2    Ter toelichting van de klacht heeft klager ter zitting naar voren gebracht dat verweerder zich van meet af aan te autoritair heeft opgesteld. Hij wilde het dossier niet afgeven. De volgende advocaat die later is toegewezen, mr. [N], heeft dat wel gedaan. Van hem kreeg hij eenvoudig het verzoek erbij de privacy van de betrokkenen te respecteren.

3.3    Klager heeft na zijn eigen aanhouding in februari 2012 zoveel zaken gehad dat hij zich niet nog eens een verzuimdag kon permitteren. Zijn bedrijf is al kapot. Een afspraak in verband met een rechtszaak is al meteen een mogelijk gemiste opdracht. Hij had zich aan de hand van de stukken op de strafzaak tegen zijn dochter willen voorbereiden en eventueel zelf haar verweer willen voeren.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

    5.2    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 2 februari 2014 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 14-171.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, C.A.M.J. Raymakers en M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2015.

         

De beslissing is verzonden op 24 augustus 2015.