Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:17

Zaaknummer

7207

Inhoudsindicatie

Verweerder stond ex-partner van zijn voormalig compagnon bij inzake geschil tussen beide. Dat stond hem niet vrij. Klachten over onnodig grievende uitlatingen in e-mails ongegrond. Privé-gedraging, toetsingscriterium.

Uitspraak

                                     

Beslissing van 19 januari 2015

in de zaak 7207

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 17 juni 2014, onder nummer 13-315NH, aan partijen toegezonden op 17 juni 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder  onderdeel a gedeeltelijk gegrond, onderdelen b en c ongegrond zijn verklaard en de maatregel van berisping is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:139

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 juli 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 17 november 2014, waar verweerder is verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)      Verweerder de ex-partner van klager als advocaat heeft bijgestaan, althans haar heeft geadviseerd, haar ten behoeve van procedures tussen haar en klager van zeer vertrouwelijke informatie heeft voorzien en aldus doelbewust heeft aangestuurd op escalatie van het conflict tussen klager en zijn ex-partner.

b)      Verweerder zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten;

c)      Verweerder de ex-partner van klager heeft misbruikt om een klacht in te dienen tegen mr. J.

4    FEITEN

Klager en verweerder waren compagnons. Hun samenwerkingsverband is in 2012 geëindigd. In 2013 hebben verweerder en de ex-partner van klager e-mails uitgewisseld over het conflict dat speelde tussen klager en zijn ex-partner. De e-mail van verweerder aan de expartner van klager bevat onder meer de volgende passage:

“Drie dingen die er nog bij kunnen. (klager) is per gelijke datum dat hij DGA werd van de vestiging E. ook DGA-er geworden van de vestiging in de W.. Dus daar is inmiddels ook 100% eigenaar van. In 2012 heeft hij ruim € 30.000,- onttrokken aan de vestiging W.. De bankafschriften heb ik in kopie nog in bezit. Verder wordt per definitie de voorraad onderhanden werk te laag door hem gewaardeerd. Je kan daarin als regel hanteren dat de helft van de jaaromzet die wordt gerealiseerd 1/6 door gesubsidieerde rechtsbijstand tot de werkvoorraad kan worden beschouwd. Bij ongeveer gelijk aanbod en doorloop tijd zijn al je zaken gemiddeld genomen half klaar. Dat poetst de balansen nog wat op die thans met bedachte rade deplorabel uit moeten zien. Daarbij komt nog het volgende. (klager) heeft van de bedrijfsrekening van de onderneming die hij had met (de heer N. H.), genaamd (Maatschap H Advocatuur), in 2011 ruim €80.000,- gepind. De hele rekening van dat bedrijf heeft ie leeg getrokken!!!. Die ontvangst zie ik negens in de boeken terug. De hele zaak ligt bij de Deken in Haarlem. Ik zou dit zeker inbrengen in de procedure. Dat kan ie echt niet ontkennen nu de Deken daarbij betrokken is en (mr. J.) ook niet want die staat (klager) in die procedure bij de Deken ook bij. Dat zal ie niet leuk vinden want dan staat ie er gekleurd op!! Als laatste zou ik toevoegen hoe hij met een dergelijk inkomen daar nog kan wonen! De hypotheek kan er immers niet eens van betaald worden!!!. Een grote zeepbel is het!”

    

5    BEOORDELING

In het beroep is alleen klachtonderdeel b ter beoordeling aan het hof voorgelegd. Terecht heeft de raad overwogen dat de door verweerder aan de ex-partner van klager verstuurde e-mails waren verstuurd in de privé-sfeer en dat dit tot gevolg heeft dat de klacht over de gedragingen van verweerder alleen  dan gegrond worden verklaard als verweerder daarmee schade heeft toegebracht aan het aanzien van de advocatuur. Dit laatste is niet het geval. De uiting was niet voor openbaarmaking bedoeld en valt binnen de vrijheid die verweerder had.

De grieven van klager slagen derhalve niet. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 17 juni 2014 gewezen onder nummer 13-315 NH voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, J.C. van Oven, G.J.S. Bouwens, J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2015.