Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:169
Zaaknummer
7361
Inhoudsindicatie
Verwijt over optreden van advocaat van de wederpartij ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 22 mei 2015
in de zaak 7361
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 17 november 2014, onder nummer 14 114, aan partijen toegezonden op 17 november 2014, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRARL:2014:373.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 december 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 maart 2015, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad door zijn medewerking te verlenen aan de wens van zijn opdrachtgever om door middel van een procedure een bedrag bij klaagster te incasseren;
b) daarbij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld waardoor pas in de loop van de procedure duidelijk werd wat de omvang van de vordering was;
c) heeft gehandeld in strijd met de vereiste zorgvuldigheid jegens klaagster en haar zodoende schade heeft berokkend;
d) heeft bewerkstelligd dat klaagster werd veroordeeld in de kosten van de procedure, terwijl die kosten onnodig door zijn eigen optreden werden veroorzaakt. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft in de overwegingen 4.2 tot en met 4.6 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure vastgestelde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.
5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 november 2014, gewezen onder nummer14-114.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. C.A.M.J. Raymakers, M. Pannevis, A.J. Louter en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2015.