Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:188

Zaaknummer

7379

Inhoudsindicatie

Verweerster had klager niet de oproeping van de zitting doorgegeven, omdat zij een rolbericht verkeerd had verstaan. Klacht bevatte uitdrukkelijk het element opzettelijkheid. Daarvan is volgens tuchtrechter geen sprake van. Ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 8 juni 2015

in de zaak 7379

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 29 december 2014, onder nummer

14-121, aan partijen toegezonden op 29 december 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRARL:2014:395.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 5 januari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    de brief d.d. 26 februari 2015 van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 april 2015, waar klager en verweerster vergezeld van haar kantoorgenote mr. X., zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    klager met opzet niet op de hoogte te stellen van de mondelinge behandeling in hoger beroep d.d. 29 maart 2013;

b)    geen handelingen te verrichten in de omgangsregeling zaak.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt, met dien verstande dat verweerster klager niet heeft bijgestaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad waarbij klager uit het ouderlijk gezag is ontheven, maar in het hoger beroep tegen de beschikking van genoemde rechtbank waarbij werd bepaald dat klager niet langer samen met de moeder van zijn kinderen het gezag over die kinderen uitoefende, en waarbij het éénouder gezag aan de moeder van de kinderen werd toegewezen.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 december 2014, gewezen onder nummer 14-121.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs.

J.H.J.M. Mertens-Steeghs, M.L. Weerkamp, G.J.L.F. Schakenraad en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2015.