Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:105

Zaaknummer

15-16B

Inhoudsindicatie

Klacht van de gemachtigde van een cliënt tegens diens voormalig advocaat. Klager verwijt verweerder dat hij hem in een andere klachtprocedure heeft verweten dat hij handelde uit rancune. Klager heeft tijdens de mondelinge behandeling van deze klacht verklaard zijn persoonlijke klacht tegen verweerder ongegrond te achten en deze in te trekken.

Uitspraak

Beslissing van 15 juni 2015

in de zaak 15-16B

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 2 februari 2015, door de raad ontvangen op 3 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van mr. H namens zichzelf en namens B en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    De in punt 1.1 genoemde brief met bijlagen 1 tot en met 14

2.    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Mr. E heeft in de klachtzaak van B en A tegen E (15-14) bij een op 30 oktober 2014 gegeven antwoord aan de deken gesteld dat mr. H uit rancune zou handelen en zich daarbij onder meer zou hebben bediend van onjuiste stellingen.

2.3    Bij brief van 24 november heeft mr. H namens zichzelf een klacht geformuleerd over een mededeling/suggestie  van  mr. E aan het slot van zijn verweer in de klachtzaak, bij de Raad aangeduid met nummer 15-14.

2.4    Noch de deken, noch de griffier van de raad heeft aan deze laatste klacht een afzonderlijk nummer toegekend. Deze brief is gevoegd in de zaak met nummer 15-16, zodat de raad deze zal behandelen onder nummer 15-16B.

3.    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1.    mr. H in een andere klachtprocedure te verwijten dat hij handelde uit rancune en door daarbij valselijk en ten onrechte te verwijzen naar een tegen mr. H gevoerde procedure.

4.    VERWEER

4.1    Mr. E is van mening dat de klacht in de zaak B en A uit rancune tegen hem is ingediend. Bij dupliek heeft mr. E dit onderbouwd met verwijzing naar stukken in verband met een tegen mr. H gevoerde procedure.

5.    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Bij de behandeling van de klachten in zaak 15-16 op 20 april 2015 heeft mr. H verklaard zijn persoonlijke klacht tegen mr. E ongegrond te achten en deze in te trekken.

BESLISSING

De raad van discipline verstaat dat de klacht is ingetrokken.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, J.H. Brouwer, H.H. Tan, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.