Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:90

Zaaknummer

R. 4753/15.53

Inhoudsindicatie

Klacht gericht tegen advocaat van wederpartij.

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij zich tijdens de zitting onnodig grievend jegens hem heeft uitgelaten, terwijl hij tevens mededelingen heeft gedaan waarvan hij wist of moest weten dat deze onjuist waren. Klager heeft zijn klacht niet met enig bewijs onderbouwd, terwijl verweerder klagers klachten gemotiveerd heeft betwist. De juistheid van de klacht kan als gevolg hiervan niet worden vastgesteld.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 5 maart 2015 met kenmerk R 2015/22 edl, door de raad ontvangen op 6 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Op 17 november 2014 heeft de behandeling van een door de Rotterdamse deken tegen klager ingediende ambtshalve klacht plaatsgevonden bij de Raad van Discipline te Den Haag.

1.3 Tijdens deze behandeling was verweerder als gemachtigde van de Rotterdamse deken aanwezig.

1.4 Bij brief van 28 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij tijdens de zitting van de Raad van Discipline op 17 november 2014 heeft aangegeven dat de door klager in het kader van het aangekondigde kantoorbezoek toegezonden stukken “niet juist” zouden zijn alsmede dat deze stukken tot nader onderzoek aanleiding zouden geven. Klager meent dat verweerder hiermee ten onrechte de indruk heeft gewekt dat klagers praktijk niet op orde zou zijn. Klager is van mening dat verweerder hiermee een mededeling aan de Raad van Discipline heeft gedaan waarvan hij wist of kon weten dat die onjuist was. Voorts is klager van mening dat deze mededeling jegens klager onnodig grievend is. 

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft betwist dat hij tijdens de zitting zou hebben gesteld dat de betreffende stukken “niet juist” zouden zijn. Wel heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de inhoud van deze stukken te meer aanleiding gaven voor het standpunt van de deken dat een kantoorbezoek bij klager plaats diende te vinden. Verweerder heeft gesteld dat zijn mededeling was geënt op de stukken die hij destijds had ontvangen. Hij meent dat deze mededeling absoluut niet onnodig grievend was, noch dat deze onjuist was. Het is verweerder niet duidelijk op basis waarvan hij in strijd met de gedragsregels zou hebben gehandeld.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Nu de klacht gericht is tegen verweerder als advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Klager verwijt verweerder dat hij zich tijdens de zitting van 17 november 2014 onnodig grievend jegens hem heeft uitgelaten, terwijl hij tevens mededelingen heeft gedaan waarvan hij wist of moest weten dat deze onjuist waren. Klager heeft zijn klacht niet met enig bewijs onderbouwd, terwijl verweerder klagers klachten gemotiveerd heeft betwist. De juistheid van de klacht kan als gevolg hiervan niet worden vastgesteld.

4.4 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond  verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 23 maart 2015.

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.