Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:10

Zaaknummer

7206

Inhoudsindicatie

Verwijt inadequate bijstand te hebben geleverd, ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak 7206

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam  (verder: de raad) van 17 juni 2014, onder nummer 13-344A, aan partijen toegezonden op 17 juni 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.  

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:138.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 juli 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    brief van klager aan het hof van 22 oktober 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 november 2014, waar klager samen met mevrouw X., en verweerder samen met mr. Y., zijn verschenen. Beide partijen hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder tekort is geschoten omdat hij op de meest cruciale processuele momenten zonder toestemming van klager veelvuldig uitstel aan de wederpartij heeft verleend zonder daarvoor een aanwijsbare dringende reden te geven;

b)    verweerder actief heeft meegeholpen om de processuele fouten van de wederpartij te herstellen en heeft nagelaten op te treden tegen misleiding van het hof door de wederpartij;

c)    verweerder niet oplettend is geweest toen de wederpartij een verkapte conclusie heeft ingebracht als productie bij de antwoordmemorie na deskundigenbericht;

d)    verweerder heeft nagelaten de opmerkingen die klager heeft gemaakt naar aanleiding van het deskundigenrapport en de antwoordmemorie mee te nemen in zijn reactie aan het hof;

e)    verweerder klager niet juist heeft geïnformeerd over de ontwikkelingen in de procedure.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Hieraan voegt het hof nog wel toe dat de memorie na deskundigenbericht van 16 december 2009 inderdaad niet staat vermeld op de door verweerder bij het gerechtshof ingediende inventarislijst, maar dat uit het arrest van 28 december 2010 van het gerechtshof valt af te leiden dat de memorie wel is ingediend.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 17 juni 2014, gewezen onder nummer 13-344A.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, W.A.M. van Schendel, G.J.L.F. Schakenraad en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2015.