Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:105

Zaaknummer

R. 4377/13.284

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 29 oktober 2103 met kenmerk K363 2013 ab/ksl, door de raad ontvangen op 31 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 26 november 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 november 2013 per e-mail aan klager en per aangetekende post aan verweerder is verzonden.

1.3 Bij e-mail van 11 december 2013 aan de griffie heeft klager zijn correspondentieadres doorgegeven en zich het recht van verzet voorgehouden.

1.4 De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is op 12 december 2013 per gewone en aangetekende post aan klager verzonden.

1.5 Bij e-mail van 28 december 2013 aan de griffie heeft klager aangekondigd de gronden voor het verzet op 3 januari 2014 te zullen toezenden.

1.6 Bij e-mail van 6 januari 2014 heeft klager de gronden voor zijn verzet aan de raad doen toekomen.

1.7 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 oktober 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.8 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder behartigt de belangen van de wederpartij van klager.

2.3 Bij vonnis van 16 mei 2012 is klager bij verstek veroordeeld aan de cliënt van verweerder te betalen een bedrag van € 253.161,11 te vermeerderen met de wettelijke rente, een bedrag van € 4.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede de proceskosten en nakosten.

2.4 Het verstekvonnis is op 23 mei 2012 aan klager betekend.

2.5 Nadat betaling uitbleef, heeft de cliënt van verweerder beslag doen leggen onder een aantal bancaire instellingen, het pensioenfonds en de belastingdienst. Geen van die beslagen heeft doel getroffen.

2.6 Vervolgens is beslag gelegd onder een huurster van klager.

2.7 Per e-mail van 23 augustus 2012 heeft verweerder twee e-mails van klager, gedateerd 24 en 25 juli 2012, beantwoord. In de betreffende mail heeft verweerder namens zijn cliënt te kennen gegeven dat hij niet voelde voor een bespreking, tenzij een reëel voorstel door klager zou worden gedaan.

2.8 Op 13 februari 2013 is op verzoek van klager een brief rechtstreeks aan de cliënt van verweerder betekend. Verweerder heeft hierop tevergeefs telefonisch contact met klager gezocht en heeft toen per e-mail van 18 februari 2013 gereageerd.

2.9 Op 20 maart 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden met klager, de cliënt van verweerder en verweerder.

2.10 Bij brief van 27 maart 2013 heeft klager een voorstel rechtstreeks aan de cliënt van verweerder gedaan. Hierop is niet gereageerd.

2.11 Op 25 april 2013 heeft klager verweerder verzocht te reageren op zijn brief van 27 maart 2013, hetgeen verweerder bij brief van 8 mei 2013 heeft gedaan. Namens zijn cliënt heeft verweerder het voorstel van klager afgewezen.

2.12 Bij e-mail van 15 juli 2013 aan de deken heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld met de gedragsregels 1, 7, 8, 17, 18, 19 en 29. Klager heeft voorts gesteld dat verweerder zijn voorstel om tot een minnelijke regeling te komen onbeantwoord laat en voorts misbruik maakt van de omstandigheden.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter er ten onrechte van uit is gegaan dat er pas na 23 augustus 2012 beslag was gelegd; het beslag is op 22 augustus 2012 gelegd. Voorts stelt klager de e-mail van 23 augustus 2013 nooit te hebben ontvangen; daarnaar zal forensisch onderzoek moeten plaatsvinden.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Ter zitting is vast komen te staan dat de in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter onder 1.5 en 1.6 vermelde feiten moeten worden omgedraaid aldus dat 1.5 1.6 wordt en andersom. Deze wijziging in de volgorde heeft evenwel geen gevolgen voor hetgeen door de plaatsvervangend voorzitter is overwogen. De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.C.M. van Schijndel en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier. en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.