Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-03-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:63
Zaaknummer
14-270A
Inhoudsindicatie
Verzet. Verweerder heeft zich ter zitting niet onnodig grievend over klager, de adviseur van de wederpartij, uitgelaten. Nu de verklaring van klager in de procedure was gebracht had de cliënt van verweerder belang bij het stellen van vraagtekens bij de betrouwbaarheid van klager.
Uitspraak
Beslissing van 10 maart 2015
in de zaak 14-270A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 31 oktober 2014 op de klacht van:
de heer mr.
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 30 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 2 oktober 2014 met kenmerk 4014-0410, door de raad ontvangen op 3 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 31 oktober 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 november 2014 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 13 november 2014, door de raad ontvangen op 14 november 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 januari 2015 in aanwezigheid van partijen.
De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 13 november 2014 en van de brief van verweerder van 30 december 2014.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 In de beslissing van de voorzitter is ten onrechte opgenomen dat niet is vast te stellen wat letterlijk gezegd is over klager. Ten onrechte is het bewijsaanbod van klager gepasseerd. Klager legt bij zijn verzetschrift alsnog een getuigenverklaring over van de heer H., die op de bewuste zitting aanwezig was. Klager is het eveneens niet eens met de overweging van de voorzitter dat de door hem afgelegde verklaring een reden was voor verweerder om zich negatief over hem uit te laten. Dat had verweerder immers ook al eerder gedaan, lang voordat klager de betreffende verklaring gaf. Klager wijst in dat verband op de email van advocaat mr. Z. waaruit dat zou blijken.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Ook al zou verweerder zich hebben uitgelaten zoals opgenomen in de verklaring van de heer H., dan is die uitlating, in het licht van de geschetste situatie zoals uit de beslissing van de voorzitter blijkt en zoals ter zitting nader toegelicht door verweerder, niet onnodig grievend. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet heeft gezegd dat klager een oplichter is, maar dat hij uit internetbronnen als oplichter naar voren komt en (hoogst) onbetrouwbaar is. Verweerder heeft die uitlatingen gedaan in een gerechtelijke procedure om een voor het geschil relevante tegenstrijdige verklaring van klager te weerleggen. Verweer is door deze handelwijze binnen de grenzen gebleven van hetgeen toelaatbaar is. De uitlating was functioneel, maar niet onnodig grievend en evenmin is gebleken dat die volkomen ongefundeerd was. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden dan ook niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.C.M.H. Karskens, J.M. van de Laar, A.G. van Marwijk Kooy, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier. en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2015.
Griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.