Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:99

Zaaknummer

7318

Inhoudsindicatie

Verwijt aan de dvocaat van de wederpartij inhoudende dat verweerder de rechter onjuist heeft voorgelicht. Ongegrond. Verweerder schond zijn geheimshoudingsplicht niet.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 30 maart 2015

in de zaak 7318

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 29 september 2014, onder nummer 14 97, aan partijen toegezonden op 29 september 2014, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:267.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klagers van deze beslissing ten aanzien van de klachtonderdelen a en b in hoger beroep zijn gekomen, is op 29 oktober 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van klagers van 15 januari 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 30 januari 2015, waar klager sub 3, mede namens de overige klagers, en verweerder  zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    met betrekking tot het besluit tot dividenduitkering essentiële informatie aan de voorzieningenrechter heeft onthouden en hem bewust onjuiste informatie heeft verschaft;

b)    vertrouwelijke financiële informatie over [A]Group BV in de kort-gedingprocedure heeft ingebracht en daarmee indirect de geheimhoudingsplicht van de accountant heeft geschonden;

c)    (…).

3.2    Klagers menen dat verweerder voorafgaand aan de kortgedingzitting op grond van de door hem van de accountant ontvangen informatie kon weten dat het document met daarop de datum 1 december 2008 een vals besluit is. Verweerder had daarom in hun ogen niet mogen betogen dat er op die datum wel een geldig dividendbesluit is genomen. Hij had ter zitting moeten vermelden hetgeen [D] in zijn e-mail van 22 oktober 2013 had bericht: “Wij hebben daarop geen aanvullende AvA mogen ontvangen t.b.v. het besluit van de interimdividenden 2008 of 2009.”

3.3    Volgens klager heeft de accountant ter zitting in kort geding op 10 december 2013 bevestigd dat hij zonder toestemming te vragen aan klager informatie aan verweerder c.s. heeft verstrekt, in elk geval in een mail van 23 oktober 2013 van [C].

3.4    (…).

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad in de rechtsoverwegingen 5.1, 5.2, 5.3 en 5.4 eerste volzin, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 september 2014, gewezen onder nummer 14-97, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs.  A.R. Sturhoofd, S.A. Boele, J. Italianer en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2015.