Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-04-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:117
Zaaknummer
15-085dH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk niet-ontvankelijk wegens overschrijding redelijke klachttermijn.
Uitspraak
Beslissing van 21 april 2015
in de zaak 15-085dH
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 30 maart 2015 met kenmerk K350 2014 bm/ak, door de raad ontvangen op 2 april 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN EN PROCESVERLOOP
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft klaagster in 1996 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure en de daarop volgende boedelscheiding.
1.3 Bij brief van 15 december 2014 heeft de gemachtigde van klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.4 Bij verwijzingsbeslissing van 17 maart 2015 heeft het Hof van Discipline de behandeling van de klacht van klaagster tegen verweerder verwezen naar de raad.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder tekort is geschoten in de behartiging van klaagsters belangen ten tijde van de echtscheiding in 1996 en de daarop volgende boedelscheiding.
2.2 Klaagster stelt dat verweerder destijds heeft verzuimd ervoor zorg te dragen dat klaagster in een later stadium aanspraak zou kunnen maken op het door haar ingebrachte vermogen in de jachtwerf van haar ex-echtgenoot, haar alimentatierechten en haar aandeel in de pensioenopbouw. Meer specifiek wordt verweerder verweten dat hij ter zake deze aanspraken heeft verzuimd schuldbekentenissen te (laten) verstrekken.
3 BEOORDELING
3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
3.2 Voor de beoordeling of een klacht na een lang tijdsverloop nog kan worden ontvangen, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van de advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Of het tijdsverloop onredelijk lang is, bepaalt de tuchtrechter aan de hand van de omstandigheden van het geval. Er geldt (nog) geen vaste wettelijke vervaltermijn, maar in het algemeen wordt in de jurisprudentie – en in de nieuwe Advocatenwet die waarschijnlijk met ingang van 1 januari 2015 in werking zal treden – een termijn van drie jaar aangehouden.
3.3 De termijn waarbinnen geklaagd kan worden, vangt in beginsel aan op het moment dat klager het noodzakelijk inzicht heeft gekregen in de betekenis en de gevolgen voor hem van het handelen van de advocaat. Klaagster stelt in dit verband dat de jachtwerf in 2002 is verkocht. Nu klaagster naar haar zeggen op dat moment geconfronteerd is met de gestelde tekortkomingen van verweerder, en zij niet, althans onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij haar klacht niet eerder heeft ingediend, is de raad met verweerder van oordeel dat hij door het lange tijdsverloop in zijn verdediging wordt belemmerd.
3.4 De aard en het gewicht van de klachten zoals die blijken uit het klachtdossier zijn voorts niet van dien aard dat het belang van verweerder bij rechtszekerheid zou moeten wijken voor het ten gunste van klaagster wegende maatschappelijke belang dat het optreden van de advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst.
3.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 21 april 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.