Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-02-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:40
Zaaknummer
L 175 - 2014
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft zich niet onnodig grievend uitgelaten en heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door op een door klager namens een cliënt aan verweerder gestuurde sommatie te reageren met het dreigement klager en diens cliënt persoonlijk aansprakelijk te stellen als zij bij hun vordering bleven. Verzet levert geen nieuwe gezichtspunten.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 9 februari 2015
in de zaak L 175-2014
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 juli 2014 op de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 18 juni 2014 met kenmerk DOK14-048, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 9 juli 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 juli 2014 is verzonden aan klagers, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
1.3 Bij brief van 18 juli 2014 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014. Klagers, noch verweerder zijn verschenen. Klagers hebben de raad bij brief d.d. 12 november 2014 bericht dat zij niet ter zitting zouden verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klagers d.d. 18 juli 2014;
- de nagekomen brief van klagers d.d. 12 november 2014.
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
2.2 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:
1. verweerder op een door klagers namens een cliënt aan verweerder gestuurde sommatie heeft gereageerd met het dreigement klager en diens cliënt persoonlijk aansprakelijk te stellen als zij bij hun vordering bleven;
2. verweerder zich jegens klager nodeloos grievend heeft uitgelaten.
3 VERZET
3.1 De grond van het verzet houdt zakelijk weergegeven in:
dat de kennelijkheid van de beslissing ten onrechte is aangenomen, zodat alsnog een beoordeling van de klacht in volle omvang dient plaats te vinden.
4 BEOORDELING
Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
4.1 De raad is met de voorzitter van oordeel dat uit de aan de raad overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden.
4.2 Naar het oordeel van de raad kan de door klagers in hun verzetschrift aangevoerde grond derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De voorzitter heeft bij zijn beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
en per email aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.