Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-08-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:193
Zaaknummer
14-326NN
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. Verzet ongegrond. Wrakingsverzoek niet in behandeling genomen.
Uitspraak
Beslissing van 4 augustus 2015
in de zaak 14-326NN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 december 2014 op de klacht van:
klager
tegen:
in haar hoedanigheid van griffier van de Raad van Discipline in het ressort
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 24 november 2014 met kenmerk 2014KNN 171, door de raad ontvangen op 25 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht van klager ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 16 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 december 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 29 december 2014 door de raad ontvangen op 30 december 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2015 in aanwezigheid van klager.
1.5 Ter zitting heeft klager een wrakingsverzoek ingediend. Na beraad is dat wrakingsverzoek door de raad buiten behandeling gesteld. De raad heeft hiertoe overwogen dat klager in de zaak met nummer 14-042NN, tegen dezelfde verweerster, op dezelfde wijze en gronden de raad heeft gewraakt. Dat wrakingsverzoek is afgewezen (zaaknr. 15-296NN). Klager heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit de partijdigheid van deze raad blijkt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 29 december 2014.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 Klager is van oordeel dat de voorzitter met het nemen van de voorzittersbeslissing buiten zijn bevoegdheden is getreden, onder meer omdat hij niet zelf onderzoek heeft gedaan en het onderzoek van de deken nietig is. Ook heeft de voorzitter niet zelfstandig onderzocht of de deken wel bevoegd was. De voorzitter is volgens klager voorts partijdig. Subsidiair baseert verweerder zijn verzet op het volgende. De voorzitter heeft ten onrechte de klacht beoordeeld met voorbijgaan aan de hoedanigheid van verweerster als advocaat, feiten weergegeven die niet in causaal verband staan met de klacht en de klacht niet juist omschreven.
4 BEOORDELING
4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 ingrijpend gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. S. Wieberdink, M.W. Schüller, B.J. Sol, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 augustus 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 augustus 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.