Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:92

Zaaknummer

7295

Inhoudsindicatie

Verwijt in strijd met de opdracht te hebben gehandeld en tegenstijdige belangen te hebben behartigd, ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 23 maart 2015

in de zaak 7295

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 2 september 2014, onder nummer 14-063NH, aan partijen toegezonden op 2 september 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRAMS:2014:227.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 oktober 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 januari 2015, waar klager met de heer X. en verweerder met zijn gemachtigde mr. Y. zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk  verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat :

a)    verweerder in de hoger beroep-procedure tegen de stichting O. een memorie van antwoord namens klager wilde indienen die niet overeenstemde met de daarover  vooraf gemaakte afspraken;

b)    verweerder in de door hem opgestelde memorie van antwoord  poneert waarvan hij weet of moet weten dat die onjuist zijn en tegen de wil van klager als verweerders cliënt daarin zijn vermeld;

c)    verweerder de belangen van K., is blijven behartigen – nadat hij zich had teruggetrokken als advocaat van klager – als gevolg waarvan tegenstrijdigheden ontstonden en klager gedwongen werd een andere advocaat te zoeken;

d)    verweerder toerekenbaar tekortschiet en hierdoor grote problemen veroorzaakt;

e)    verweerder een onterechte declaratie aan klager heeft gestuurd.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 2 september 2014, gewezen onder nummer 14-063NH.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs.  G. Creutzberg, A.D.R.M. Boumans, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2015.