Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:32

Zaaknummer

R. 4566/14.151a

Inhoudsindicatie

De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels niet-ontvankelijk bevonden.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 26 mei 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief van 4 juli 2014 aan de raad met kenmerk R 2014/61, door de raad ontvangen op 7 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 17 juli 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 juli 2014 is verzonden aan klagers.

1.4 Bij brief van 27 juli 2014, door de raad ontvangen op 27 juli 2014, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 5 januari 2015 van de raad in aanwezigheid van klagers. Verweerster is niet verschenen.

De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 27 juli 2014 van klagers.

 

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Klagers zijn al vele jaren verwikkeld in diverse juridische procedures.

2.2 Naast die procedures is een groot aantal klachten ingediend, meer in het bijzonder tegen verweerster en kantoorgenoten van verweerster. Geen van de klachten tegen verweerster is in het verleden gegrond verklaard.

2.3 Bij brief van 26 mei 2014 met bijlagen hebben klagers opnieuw een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2.4 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerster dat zij:

a. een gerechtsdeurwaarderskantoor heeft ingeschakeld dat volgens een Beleidsadviseur Handelsregister en Projectmanager Criminaliteits-preventie niet bestaat;

b. op de hoogte is van het niet-bestaan van het vermeende deurwaarderskantoor;

c. heeft verzuimd haar nieuwe kantooradres door te geven aan de advocaat van klagers, een dagvaarding naar aanleiding van een controlebezoek van klagers heeft uitgebracht welke dagvaarding bol staat van onjuistheden, leugens, valse aantijgingen, smaad en laster alsmede door manipulatief en bedrieglijk gedrag in samenspanning met een griffiemedewerker de mondelinge behandeling in kort geding bewust heeft door laten gaan op een verhinderdatum van de advocaat van klagers;

d. haar gemachtigde in de kortgedingprocedure onjuist heeft geïnformeerd over de feiten, context en achtergrond in de betreffende kwestie;

e. opdracht heeft gegeven de na wraking tot stand gekomen rechterlijke beslissingen van 27 en 31 oktober 2011 bij exploit te laten uitreiken;

f. een verzoek heeft gedaan om een herstelvonnis bij de administratie Kort Geding na de bewuste wraking;

g. misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden door opdracht te geven tot het tenuitvoerleggen van vonnissen, die in geen enkel opzicht voldoen aan de vereiste wettelijke bepalingen voor een rechtsgeldige uitgifte van een rechterlijke beslissing;

h. ervoor heeft gezorgd dat eerst op 28 mei 2013 de rechterlijke beslissingen in hoger beroep tot stand zijn gekomen, terwijl de uitspraak was vastgesteld op 27 november 2012;

i. medeplichtig is aan het gebruik van vervalste authentieke akten, van exploiten die in werkelijkheid afkomstig zijn van twee – nog steeds actieve – uit hun ambt ontzette voormalige gerechtsdeurwaarders.

 

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet betreffen een herhaling en uitwerking van de klacht.

   

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels niet-ontvankelijk bevonden.

4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, P.S. Kamminga en H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2015

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.