Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:60

Zaaknummer

7237

Inhoudsindicatie

Na vonnis in eerste aanleg ontstond verschil van inzicht tussen klager en verweerder. Verweerder bracht appeldagvaarding nog wel uit en onttrok zich daarna. Geen onttijdige onttrekking. Ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 23 februari 2015

in de zaak 7237

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 8 juli 2014, onder nummer 14-053A, aan partijen toegezonden op 8 juli 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:172.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 augustus 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief d.d. 6 augustus 2014 van klager;

-    de brief d.d. 7 augustus 2014 van klager;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de fax van klager, ontvangen op 7 augustus 2014;

-    de brief d.d. 23 november 2014 van klager;

-    de brief d.d. 26 november 2014 van de griffier aan klager;

-    de brief d.d. 3 december 2014 van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 december 2014, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) zich op het laatste moment heeft teruggetrokken uit de procedure waardoor klager twee dagen voor de afloop van de beroepstermijn een andere advocaat heeft moeten zoeken;

b) aan klager ten onrechte tweemaal griffierechten in rekening heeft gebracht, terwijl hij de procedure aanvankelijk bij de verkeerde rechter had aangebracht waardoor tweemaal griffierechten moest worden betaald;

c) verzuimd heeft een specifieke vordering betreffende de “kredietrente” te hebben ingediend waardoor die vordering niet door de kantonrechter is behandeld;

d) de aansprakelijkheidstelling door klager niet zorgvuldig heeft afgehandeld; en

e) de rechter ten onrechte niet heeft gewraakt.

4    FEITEN

    In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Voor zover klager in hoger beroep nieuwe klachten tegen verweerder naar voren heeft willen brengen, kan het hof deze niet beoordelen, omdat klachten niet bij het hof, maar bij de deken moeten worden ingediend.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 8 juli 2014, gewezen onder nummer 14-053A.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, G.R.J. de Groot, J.P. Balkema en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2015.