Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-03-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:104
Zaaknummer
7300
Inhoudsindicatie
Klagers hadden hun beroep te laat ingediend bij het hof. Niet-ontvankelijk. Verzet tegen beslissing van de voorzitter van het hof ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 30 maart 2015
in de zaak 7300
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
en
klager
tegen:
verweerders
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 1 september 2014, onder nummer
14-46, aan partijen toegezonden op 1 september 2014, waarbij een klacht van klagers tegen verweerders gedeeltelijk ongegrond zijn verklaard, en gedeeltelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:332.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Klagers hebben bij brief gedateerd 2 oktober 2014, door de griffie van het hof ontvangen op 2 oktober 2014, beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad.
2.2 Bij beslissing van 17 oktober 2014 heeft de voorzitter van het hof het door klagers ingestelde hoger beroep afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 17 oktober 2014.
2.3 Het verzetschrift van klagers is door de griffie van het hof ontvangen op 28 oktober 2014.
2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 februari 2015, waar namens klager de heren X. zijn verschenen. Namens klagers is gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 BEOORDELING
3.1 De voorzitter van het hof heeft in zijn beslissing van 17 oktober 2014 terecht overwogen dat klager kennelijk niet-ontvankelijk zijn in hun beroep omdat hun beroep na het verstrijken van de termijn door de griffie van het hof is ontvangen. Klagers vragen het hof het beroep desondanks inhoudelijk te beoordelen.
3.2 Het hof kan dit verzoek in verband met het bepaalde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet niet honoreren. Deze bepaling schrijft immers voor dat gedurende 30 dagen na verzending van de beslissing door de raad beroep kan worden ingesteld. In de onderhavige zaak eindigde deze termijn voor klagers op 1 oktober 2014. De consequentie van deze wettelijke termijn is dat een nadien ingesteld beroep niet ontvankelijk is. Door klagers is verwezen naar inconsequent taalgebruik van data en de woordkeus “tot” en “tot en met” in bijvoorbeeld commerciële advertenties. Het hof acht een verwijzing naar niet wetsbepalingen voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van klagers in hun beroep een niet relevante vergelijking en verwijst naar de duidelijke uitleg die is geplaatst onderaan de beslissing van de raad.
3.3 Het hof concludeert dat de voorzitter van het hof klagers terecht kennelijk niet ontvankelijk heeft verklaard. Het verzet van klagers is dan ook ongegrond.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter van het hof van 17 oktober 2014 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, M.L. Weerkamp en I.E.M. Sutorius en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2015.