Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:11
Zaaknummer
14-152NH
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van lid Hof van Discipline. Geen ruimte om via een klacht gestelde misslag in tuchtrechtelijk oordeel te onderzoeken.
Uitspraak
Beslissing van 12 januari 2015
in de zaak: 14-152NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plv. voorzitter van de raad van discipline van 4 juli 2014 op de klacht van:
de heer mr.
advocaat te
klager
tegen:
de heer mr.
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 12 juni 2014 met kenmerk td-rm/md-np/13-455, door de raad ontvangen op 13 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 4 juli 2014 heeft de plv. voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 4 juli 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 9 juli 2014, door de raad ontvangen op 10 juli 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plv. voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 9 juli 2014;
- de brief met bijlage van klager d.d. 3 oktober 2014;
- de pleitaantekeningen van beide partijen.
2 FEITEN EN KLACHT:
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
2.2 Verweerder heeft als advocaat-lid van het Hof van Discipline een beslissing mee gewezen waarin een klacht van klager tegen advocaat S ongegrond is verklaard (zaaknummer: 6400). Klager stelt dat bij de beslissing van het hof gelet op de motivering daarvan geoordeeld is op niet bestaande en/of niet aangevoerde feiten.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. Klager wenst van de raad een oordeel over de vraag of hij het goed- dan wel afkeurt dat een advocaat in hoedanigheid van lid van het hoogste tuchtcollege niet bestaande of niet aangevoerde feiten opneemt in en redengevend acht voor een beslissing. Klager acht een kernwaarde van zowel de rechterlijke macht als de advocatuur geschonden indien recht wordt gesproken op basis van niet bestaande feiten.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht vloeit voort uit onvrede van klager met een beslissing van het Hof van Discipline en het komt er dan ook op neer dat klager van de raad verlangt dat de inhoud van deze beslissing in deze klachtzaak ter discussie wordt gesteld. De kern van de voorzittersbeslissing is dat de raad voor deze toetsing geen ruimte ziet en dat, bovendien, een individueel lid van het hof niet individueel kan worden aangesproken op de beslissing.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door: mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, N.M.N. Klazinga, G.J.W. Pulles, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.