Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-02-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:3
Zaaknummer
R. 4567/14.152
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft binnen de haar gegeven vrijheid gehandeld, zoals ook reeds door de voorzitter is geoordeeld.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 7 juli 2014 aan de raad met kenmerk R 2014/62 cij, door de raad ontvangen op 8 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 16 juli 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 juli 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 19 juli 2014 door de raad ontvangen op 22 juli 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 1 december 2014 van de raad in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 19 juli 2014
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager is gehuwd geweest met mevrouw D. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren.
2.3 Klager en zijn voormalig echtgenote hebben een geschil over de hoogte van de door klager te betalen kinderalimentatie. De belangen van klagers voormalige echtgenote in dit geschil worden behartigd door verweerster.
2.4 In de procedure die geleid heeft tot de vaststelling van de verschuldigde kinderalimentatie is klager laatstelijk bijgestaan door mr. K, advocaat te Gorinchem. Thans heeft klager geen advocaat.
2.5 Bij brief van 21 februari 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij haar cliënte het advies heeft gegeven het LBIO in te schakelen om reeds betaalde kinderalimentatie te innen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster is van mening dat het haar volledig vrij stond haar cliënte te adviseren om het LBIO in te schakelen. In de gegeven situatie was dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster stelt dat klager weliswaar bedragen betaalt die hij conform de beschikking van het Gerechtshof Den Haag verschuldigd is maar dat hij dat op een zodanige wijze doet dat de betaalde bedragen niet ten goede komen aan de kinderen. Gelet hierop voldoet klager naar de mening van verweerster niet aan de beschikking van het gerechtshof.
5 BEOORDELING
De door klager in het verzet aangevoerde gronden zijn deels een herhaling en deels een uitwerking van de klachten zoals deze reeds door de plaatsvervangend voorzitter zijn beoordeeld. De Raad onderschrijft de visie van de plaatsvervangend voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De Raad van Discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.