Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:189

Zaaknummer

OB 326 - 2014

Inhoudsindicatie

De voorzitter heeft op juiste gronden overwogen dat de belangen van klager naar behoren behartigd zijn en dat niet is komen vast te staan dat verweerder uitdrukkelijk opdracht had gekregen om de privacy van stichtingen in de procedure ten principale aan de orde te stellen.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 7 september 2015

in de zaak OB 326-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 15 januari 2015 op de klacht van:

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 29 december 2014   met kenmerk 48/14/122K , door de raad ontvangen op 30 december 2014 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 15 januari 2015 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 januari 2015 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 24 januari 2015 door de raad ontvangen op 27 januari 2015 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-           de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

       de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-           het verzetschrift van klager d.d. van 24 januari 2015 door de raad ontvangen op 27 januari 2015.

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Klager stelt weliswaar dat de feiten in de beslissing onder 1.1. niet juist zijn weergegeven, maar hetgeen ter zake door klager naar voren is gebracht heeft enkel betrekking op het standpunt van klager ten aanzien van de door de voorzitter omschreven feiten. De raad heeft hetgeen door verweerder ten aanzien van die feiten als standpunt naar voren is gebracht, aangemerkt als de gronden van het verzet en zal deze hieronder beoordelen.

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de belangen van klager in een bestuursrechtelijk geschil met de gemeente X niet zorgvuldig heeft behartigd.  Verweerder heeft incompetent en nalatig gehandeld.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat;

1.         verweerder steeds heeft meegewerkt aan verzoeken en onderzoeken van de gemeente tot het onmogelijke gevraagd/geëist werd. Dit is door verweerder ook aangevoerd tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter;

2.         verweerder wist dat de inkomenssituatie van klager misbruikt werd om klager te dwingen om de boekhouding van een filosofisch-religieuze Stichting aan de gemeente af te geven;

3.         verweerder halverwege de procedure de opdracht heeft gewijzigd en afspraken heeft gemaakt  die in contrast waren met de richtlijnen van de voorzieningenrechter en die klager niet kon accepteren.  

 

4          BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft op juiste gronden overwogen dat verweerder de belangen van klager naar behoren heeft behartigd en dat niet is komen vast te staan dat verweerder uitdrukkelijk opdracht had gekregen om de privacy van stichtingen in de procedure ten principale aan de orde te stellen.

4.3      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4      Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

           verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, N.M. Lindhout-Schot en L.J.G. de Haas, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2015 .

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 september 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

Van deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.