Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:157

Zaaknummer

ZWB 15 - 2015

Inhoudsindicatie

De termijn waarbinnen bij de raad van discipline verzet moet zijn ingediend, betreft een fatale wettelijke termijn. Niet tijdige doorzending van voor klager bestemde post behoort tot de risicosfeer van klager.

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk

Uitspraak

Beslissing van 29 juni 2015

in de zaak ZWB 15-2015

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 februari 2015 op de klacht van:

 

 

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 28 januari 2015 met kenmerk K14-134 , door de raad ontvangen op 29 januari 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-Wes t-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 24 februari 2015 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 februari 2015 is verzonden aan klager.

1.3      Klager heeft de raad bij brief dd. 18 maart 2015, door de raad ontvangen op 19 maart 2015, verzocht om uitstel om te kunnen reageren op de beslissing van de voorzitter.

1.4      De griffier van de raad heeft klager bij brief dd. 23 maart 2015 bericht dat de termijn waarbinnen verzet kon worden gedaan was verstreken. Zij heeft klager voorts bericht dat de verzettermijn een wettelijke fatale termijn betreft, waarvan geen uitstel kan worden verleend.  

1.5      Bij brief van 30 maart 2015 door de raad ontvangen op 2 april 2015 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.6      De griffier van de raad heeft partijen bij brief dd. 10 april 2015 bericht dat, gelet op de datum van ontvangst van het verzetschrift, eerst de ontvankelijkheid van het verzet zou worden beoordeeld. Partijen zijn bij voormelde brief door de griffier opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 18 mei 2015, met de mededeling dat tijdens deze zitting enkel de ontvankelijkheid van het verzet aan de orde zou worden gesteld.

 

1.7      De ontvankelijkheid van het verzet is behandeld ter zitting van de raad van discipline dd. 18 mei 2015 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft de griffier van de raad op 18 mei 2015 telefonisch bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.8      De raad heeft kennisgenomen van:

-     de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken             waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-     de brief van klager dd. 18 maart 2015, door de raad ontvangen op 19 maart 2015;

-      het verzetschrift van klager d.d. 30 maart 2015, door de raad ontvangen       op 2 april 2015;

-     de brief van klager dd. 15 april 2015, door de raad ontvangen op 16 april 2015.

 

2          BEOORDELING

2.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

2.2      Tegen een beslissing van de voorzitter van de raad van discipline kunnen ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet klager en de deken binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline.

 

2.3      De beslissing van de raad is verzonden op 24 februari 2015. Dit betekent dat de verzettermijn aanving op 25 februari 2015. Het verzetschrift had derhalve uiterlijk op 10 maart 2015 door de raad dienen te zijn ontvangen. Het formele verzetschrift van klager is door de raad eerst op 2 april 2015, derhalve niet tijdig, ontvangen. Maar ook de eerste brief van klager van 18 maart 2015, door de raad ontvangen op 19 maart 2015, waarbij klager om uitstel van de verzettermijn verzocht, is door de griffie van de raad ontvangen, nadat de verzettermijn was verstreken.

 

2.4      De termijn waarbinnen bij de raad van discipline verzet moet zijn ingediend, betreft een fatale wettelijke termijn, waarvan, anders dan in het geval van door de deken tijdens het onderzoek gestelde ordetermijnen, geen uitstel kan worden verleend.

 

2.5      Door klager zijn geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht op grond waarvan de raad tot de conclusie zou moeten komen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De griffier van de raad heeft klager per brief dd. 3 februari 2015 bericht dat de deken de stukken in klachtzaak ZWB 15-2015 aan de raad had toegezonden. De griffier heeft klager per voormelde brief tevens geïnformeerd over het verdere verloop van de tuchtrechtprocedure. In dat kader heeft de griffier van de raad klager gewezen op de mogelijkheid dat de klacht binnen 30 dagen na ontvangst door de voorzitter als kennelijk ongegrond zou worden afgewezen, onder vermelding van de verzettermijn van 14 dagen na verzending van de beslissing. Klager was er derhalve reeds toen van op de hoogte, althans had daarvan op de hoogte kunnen zijn, dat hem een beslissing van de voorzitter, waaraan een verzettermijn van uiterlijk 14 dagen was verbonden, zou kunnen worden toegezonden aan het door klager opgegeven correspondentieadres. Niet tijdige doorzending van voor klager bestemde post behoort tot de risicosfeer van klager.

 

2.6      De raad komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat het verzet  niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, A.J.F. van Dok en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2015.

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 29 juni 2015

 

aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-

     West-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

Van deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.