Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:55

Zaaknummer

15-035A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Door verweerder gehanteerde bewoordingen zijn met het oog op de omstandigheden niet onnodig grievend. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 maart 2015

in de zaak 15-035A

naar aanleiding van de klacht van:

1. de heer

2. SA

klagers

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 februari 2015, door de raad ontvangen op

6 februari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager sub 1 is de bestuurder van klager sub 2, een in Zwitserland gevestigde onderneming die zich bezighoudt met trustactiviteiten en commerciële dienstverlening.

1.3 Klager sub 2 is betrokken in een procedure bij rechtbank Noord Holland jegens de cliënte van verweerder. De zaak heeft betrekking op vermeende onverschuldigde betalingen aan en ongerechtvaardigde verrijking zijdens verweerders cliënte.

1.4 Verweerder heeft in de conclusie van antwoord die hij in deze procedure namens zijn cliënte heeft opgesteld onder andere de volgende passages opgenomen:

“Productie 32: Leeghalen [bedrijf X] na dood [de heer Y]”

“Verschillende malen meineed door [achternaam klager sub 1]”

“Stelen door [achternaam klager sub 1] van “verdwaalde tegoeden” door boekhoudtruc”

“Het is in het licht van de leugens van [achternaam klager sub 1] waarschijnlijk dat hij juist nog meer dingen achterhoudt.”

“Na de dood van [de heer Y] worden de bedrijven leeggetrokken […] wordt er vanuit [bedrijf X] een vermogen van […] weggehaald.”

“[achternaam klager sub 1] liegt zonder twijfel.”

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu hij zich onnodig grievend jegens klagers zou hebben uitgelaten.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

3.2 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist. De klacht betreft de advocaat van de wederpartij. De voorzitter stelt voorop dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.3 De onder punt 1.4 opgesomde passages, zoals die voorkomen in de door verweerder voor zijn cliënte opgestelde conclusie van antwoord, zijn fors maar niet ongemotiveerd.

3.4 Verweerder heeft toegelicht dat klagers in het buitenland procedures hebben ingesteld dan wel hebben uitgelokt tegen verweerders cliënte, en dat zij zich daarin genoodzaakt zag tot het voeren van een verweer met dezelfde strekking als de onder punt 1.4 opgesomde passages. Gelet op deze context heeft verweerder kunnen oordelen dat het belang van zijn cliënte was gediend met het opnemen van de passages waartegen de klacht zich richt. Naar het oordeel van de voorzitter kunnen deze met het oog op de onder punt 3.2 genoemde maatstaf niet als onnodig grievend worden beschouwd. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 2 maart 2015.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 maart 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.