Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:28

Zaaknummer

14-183

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing in een klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 maart 2015

in de zaak 14-183

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 november 2014  op de klacht van:

1.    De heer [naam]

2.    Mevrouw [naam]

3.    Mevrouw [naam]

 klagers

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief met bijlagen van 16 april 2014 heeft klager sub 1 zich mede namens klaagster sub 2 en klaagster sub 3 bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 5 november 2014 met kenmerk RvT 14-0101, door de raad ontvangen op 6 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 24 november 2014 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk respectievelijk kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 november 2014 is verzonden aan klagers.

1.4    Bij brief van 2 december 2014 door de raad ontvangen op 5 december 2014, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 19 januari 2015 in aanwezigheid van klager sub 1 en klaagster sub 3 en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 2 december 2014.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Klagers herhalen dat naar hun mening verweerder in de door hem namens zijn cliënt tegen klaagster sub 3 uitgebrachte dagvaarding wel degelijk feiten heeft geponeerd waarvan hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. Zo heeft verweerder de regels die gelden op grond van de plaatselijke bomenverordening bewust weggelaten en een dagvaarding geschreven die op bepaalde punten onnodig zwaar is aangezet. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van klagers wel degelijk in strijd met de maatstaf die geldt voor de beoordeling van het optreden van de advocaat van de wederpartij gehandeld.

3.3    Klagers verweren zich tegen het oordeel van de voorzitter dat de klacht kennelijk niet ontvankelijk is wegens tijdsverloop. Zij hebben zo lang gewacht met het indienen van hun klacht vanuit het verlangen een einde te maken aan de onenigheid in de buurt en om verdere polarisatie te voorkomen.

3.4    Klagers vinden dat de raad verweerder zou moeten vragen om de nota’s, die verweerder aan zijn cliënt heeft gestuurd, over te leggen zodat duidelijk wordt of het verwijt dat verweerder de nota’s op naam van de zaak van zijn cliënt heeft gezet gegrond is.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.3    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, J.R.O. Dantuma, R.J. Dil en H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.