Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:192
Zaaknummer
7224
Inhoudsindicatie
Klacht geen urenverantwoording te hebben verstrekt, waarschwuing.
Uitspraak
Beslissing van 8 juni 2015
in de zaak 7224
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 30 juni 2014, onder nummer 13-152, aan partijen toegezonden op 30 juni 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder voor wat betreft klachtonderdeel a gegrond is verklaard, klachtonderdeel b ongegrond is verklaard en verweerder de maatregel van waarschuwing is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRARL:2014:188.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 juli 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- de brief van de griffier aan klager d.d. 8 september 2014;
- de brief van klager d.d. 11 september 2014.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 april 2015, waar verweerder is verschenen. Klager heeft op voorhand een pleitnota toegestuurd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) te weigeren klager een urenverantwoording en een eindafrekening te sturen;
b) te weigeren het voorschot dat klager hem heeft betaald aan klager terug te betalen terwijl hij geen werkzaamheden in klagers zaak heeft verricht.
3.2 Klager stelt dat mr. M. hem heeft meegedeeld dat zij in februari 2011 de personen- en familierechtpraktijk van verweerder heeft gekocht en dat haar op dat moment was gebleken dat er nog in het geheel geen werkzaamheden in het dossier van klager waren verricht. Klager wenst het voorschot, dat hij aan verweerder heeft betaald, terug te ontvangen.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 juni 2014, gewezen onder nummer 13-152.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs.
J.H.J.M. Mertens-Steeghs, M.L. Weerkamp, G.J.L.F. Schakenraad en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2015.