Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:80

Zaaknummer

15-049A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klager is door de deken verzocht zijn klachten nader te onderbouwen. Klager heeft verklaard dat enkel ‘aan de rechter’ te doen. Van klager mocht worden verwacht dat hij zijn klachten reeds gedurende het onderzoek van de deken had onderbouwd. Nu hij dat heeft nagelaten is zijn klacht als onvoldoende onderbouwd kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 24 maart 2015

in de zaak 15-049A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van:

- de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) van 24 februari 2015, door de raad ontvangen op 26 februari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken;

- de brief van de deken van 11 maart 2015, door de raad ontvangen op 12 maart 2015, met bijlagen;

- de brief van klager van 9 maart 2015, door de raad ontvangen op 12 maart 2015.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft klager na de zomer van 2010 bijgestaan in verschillende onder¬nemings¬rechtelijke geschillen. Vanwege betalingsachterstanden heeft verweerster zich teruggetrokken.

1.3 Klager is bij brieven van de deken van 2 december 2014 en 13 januari 2015 verzocht om zijn klacht nader te specificeren.

1.4 In zijn brief aan de deken van 8 december 2014 schrijft klager onder meer:

“Deze klacht heeft betrekking op nieuwe feiten, die nog niet bij de raad en het hof van discipline aan de orde zijn geweest. Deze klacht wil ik verder enkel toelichten aan de rechter.”

1.5 In zijn brief aan de deken van 15 januari 2015 schrijft klager onder meer:

“Graag zie ik deze aanklacht van meineed en valsheid en geschrifte doorge-stuurd naar de raad van discipline, zodat zij hun grondige onderzoek kunnen starten. Ik hoor graag een bevestiging als dit gebeurd is zodat ik de uitstekend onderbouwde bewijzen en feiten naar de Raad van Discipline kan doorsturen.”

1.6 Klager heeft zich al eerder over verweerster beklaagd en bij uitspraken van 17 december 2013 (RvD 13-151A), 30 juni 2014 en 19 december 2014 van respectievelijk de raad en het Hof van Discipline zijn de klachten van klager ongegrond verklaard.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu zij in haar verklaringen aan de orde van advocaten en bij het Hof van Discipline op meerdere punten meineed en valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na

1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is vóór

1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advo¬ca¬ten¬-wet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

3.2 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.3 Verweerster heeft betoogd dat klager niet-ontvankelijk moet worden ver-klaard in zijn klacht, nu klager daarover reeds eerder heeft geklaagd. Naar het oordeel van de voorzitter is echter geen sprake van een dergelijke (ne bis in idem) situatie nu de eerdere (afgewezen) klachten geen betrekking hadden op meineed en valsheid in geschrifte, maar op de kwaliteit van de dienstverlening. Klager is dan ook ontvankelijk is zijn klacht.

3.4 Klager is bij brieven van de deken van 2 december 2014 en 13 januari 2015 nadrukkelijk verzocht om zijn klacht nader te specificeren. Klager heeft dat echter nagelaten en heeft in zijn brief van 8 december 2014 aangegeven dat enkel tegenover de rechters te doen en op 15 januari 2015 gemeld dat hij de klacht eerst na doorzending naar de raad zal onderbouwen.

3.5 Naar het oordeel van de voorzitter dient een klager zijn klacht zo deugdelijk als mogelijk te onderbouwen en is het in strijd met de goede procesorde om de klacht pas na doorzending aan de raad nader te onderbouwen. Aan verweerster wordt dan de mogelijkheid ontnomen om zich afdoende te verweren. Van klager mocht dan ook worden verwacht dat hij zijn klachten reeds gedurende het onderzoek van de deken had onderbouwd. Nu hij dat heeft nagelaten is zijn klacht als onvoldoende onderbouwd kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 24 maart 2015.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.