Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:96

Zaaknummer

L 241 - 2014

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij niet antwoordt op zijn brieven en dat verweerder heeft gelogen over zijn aanwezigheid bij een gesprek. Hierover is in een eerdere procedure bij de raad van discipline al beslist.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 20 april 2015

in de zaak L 241 - 2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 september 2014 op de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 28 augustus 2014 met kenmerk DOK 14-053 , door de raad ontvangen op 29 augustus 2014 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 11 september 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad het klachtonderdeel 1 kennelijk niet ontvankelijk verklaard en klachtonderdeel 2 kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 september 2014 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 19 september 2014, door de raad ontvangen op 23 september 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 maart 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-       de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-       het verzetschrift van klager d.d. 19 september 2014.

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3          VERZET

3.1      Het verzet houdt in:

a. Het oordeel van de voorzitter zou betekenen dat verweerder voor de toe-

komst een vrijbrief zou hebben om nooit meer op enige brief van klager te

hoeven reageren.

b. Uit het arrest van het gerechtshof van 27 maart 2012 blijkt dat verweerder

niet aanwezig was bij een gesprek op 19 januari 2010. Toch heeft

verweerder ter zitting van de raad van discipline van 10 maart 2014 het

tegendeel beweerd en daarmee onwaarheid gesproken.

3.2      Ter toelichting van het verzet heeft klager het volgende aangevoerd: De voorzitter heeft de brief van klager aan verweerder van 10 maart 2014 en zijn klachtbrief aan de deken van 15 mei 2014 niet goed gelezen. In de betreffende brief wordt door klager aangetoond dat verweerder op de zitting van de raad van discipline van 10 maart 2014 heeft gelogen over zijn aanwezigheid bij een gesprek tussen klager en zijn wederpartij op 19 januari 2010. Het hof heeft in zijn arrest van 27 maart 2012 bovendien glashelder aangegeven dat verweerder niet aanwezig is geweest bij het gesprek van 19 januari 2010, waardoor vaststaat dat verweerder daarover heeft gelogen. Deze uitspraak van het Hof is door de voorzitter over het hoofd gezien.

3.3      Tot slot geeft klager aan dat er nog meer bewijzen zijn van het feit dat verweerder heeft gelogen over zijn aanwezigheid bij het gesprek van 19 januari 2010. Klager verwijst naar de conclusie van antwoord van verweerder van 13 augustus 2014, waaruit blijkt dat verweerder niet bij het gesprek van 19 januari 2010 aanwezig was.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder geeft aan dat de door klager genoemde onderwerpen reeds onderwerp van discussie zijn geweest bij diverse gelegenheden en instanties en volstaat met die reactie.

 

5          BEOORDELING

5.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

5.2      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

5.3      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

                        BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2015.

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 april 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

 

en per email aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.