Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-03-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:64
Zaaknummer
ZWB 189 - 2014
Inhoudsindicatie
Geen concrete feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat klaagster haar klachten op goede gronden niet eerder en tegelijk met haar eerdere klachten bij de raad heeft kunnen indienen.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 9 maart 2015
in de zaak ZWB 189-2014
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 16 juli 2014 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 30 juni 2014 met kenmerk K14-007 , door de raad ontvangen op 1 juli 2014 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 16 juli 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, welke beslissing op 18 juli 2014 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 30 juli 2014, door de raad ontvangen op 1 augustus 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 januari 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster d.d. 30 juli 2014.
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder klaagster niet heeft geïnformeerd over het verloop van de procedure. Klaagster is er pas achter gekomen dat er een comparitie is gehouden en dat conclusies van re- en dupliek zijn ingediend omdat het gerechtshof klaagster in hoger beroep daarop heeft gewezen;
2. verweerder heeft samengewerkt met de wederpartij tegen klaagster.
3 VERZET
3.1 Klaagster kan zich niet verenigen met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.2 Klaagster heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij haar klachten op goede gronden niet eerder en tegelijk met haar eerdere klachten bij de raad heeft kunnen indienen.
4.3 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster tegen de beslissing van de voorzitter aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.4 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken en N.M Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2015 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 maart 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
en per email aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-
West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.