Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:166
Zaaknummer
15-040A
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verzet ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 8 juni 2015
in de zaak 15-040A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 maart 2015 op de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mail van 16 oktober 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 11 februari 2015 met kenmerk 4014-0773, door de raad ontvangen op 12 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 11 maart 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 maart 2015 is verzonden aan klager.
1.4 Bij e-mail van 16 maart 2015 door de raad ontvangen op 16 maart 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 april 2015 in aanwezigheid van partijen. Ter zitting is verweerster bijgestaan door haar gemachtigde mr. M. Das.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 16 maart 2015.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
2.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
2.3 De voorzitter heeft de essentie van de klacht miskend. Artikel 41 lid 4 van het modelreglement spreekt over de machtiging die het bestuur van de Vereniging van Eigenaren behoeft voor het instellen en berusten in vorderingen. Verweerster is na machtiging toegewezen als advocaat door de rechtsbijstandsverzekeraar van de VvE. Het optreden tijdens de zitting is door de VvE gedelegeerd aan het bestuur, waarvan ter zitting de heren [D] en [S] aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben de heren [D] en [S] onder begeleiding van verweerster en zonder overleg met de leden van de VvE of het derde bestuurslid [L] aangegeven de procedure voort te willen zetten als persoonlijk lid van de VvE. Daarmee heeft verweerster haar opdrachtgever, de VvE via de rechtsbijstandsverzekeraar, in de steek gelaten. De leden mogen individueel geen gebruik maken van de rechtsbijstandsverzekering van de VvE. Dit behoorde verweerster te weten.
3 BEOORDELING
3.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
3.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
3.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, R. Lonterman, A.G. van Marwijk Kooy en M. Middeldorp, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juni 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.