Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:179

Zaaknummer

R. 4645/14.230

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij (verzekeraar). De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 22 juli 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 21 oktober 2014 met kenmerk K199 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 22 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 17 november 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 november 2014 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 24 en 25 november 2014, door de raad ontvangen op 25 november 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 maart 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Klager is op 22 november 2007 slachtoffer geworden van een verkeersongeval.

2.3 De werkgever van klager heeft bij A. een collectieve ongevallenverzekering afgesloten voor zijn personeel.

2.4 Verweerder was tot 1 augustus 2011 als advocaat in dienstbetrekking bij A.

2.5 Klager heeft bij brief van 26 augustus 2009 de aangifte van het ongeval en diverse andere stukken betrekking hebbend op het ongeval aan A. gestuurd en aanspraak op de onder 2.3 bedoelde verzekering gemaakt.

2.6 A. heeft de claim van klager afgewezen.

2.7 Klager heeft daarop een directieklacht ingediend. In reactie op de klacht heeft A. klager aangeboden om zijn claim nogmaals te beoordelen onder de voorwaarde dat klager een machtiging zou tekenen voor inzage in het volledige hem betreffende medische dossier. Klager heeft dit geweigerd.

2.8 Namens A. heeft verweerder een verzoek ingediend tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek.

2.9 De Rechtbank Roermond heeft bij beschikking van 28 juli 2010 een van de drie door A. voorgedragen deskundigen, de heer V., benoemd.

2.10 Bij rapport van 14 maart 2011 heeft de heer V. geconcludeerd dat hij de door de Rechtbank gestelde vragen niet kon beantwoorden, omdat klager heeft geweigerd zich te laten onderzoeken.

2.11 Bij brief van 18 maart 2011 heeft A. de afwijzing van de claim gehandhaafd.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) tot 29 april 2010 heeft nagelaten te vermelden dat hij werkzaam was als advocaat bij A.;

b) voor het door de rechtbank Roermond gelaste deskundigenbericht neuroloog V. heeft voorgesteld, terwijl deze volgens klager niet deskundig is op het gebied van hersenbeschadigingen;

c) door neuroloog V. voor te stellen de rechtbank Roermond heeft misleid;

d) nagelaten heeft een door V. integraal gevraagde brief van 28 februari 2008 op te vragen en heeft nagelaten V. aan te spreken op zijn medische beroepsfouten;

e) het op 14 maart 2011 ontvangen definitieve deskundigenbericht van V. heeft achtergehouden.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

 

4. BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, P.S. Kamminga, L.Ph.J. baron van Utenhove en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger