Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:14
Zaaknummer
7262
Inhoudsindicatie
Verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het hof niet-ontvankelijk wegens het verstrijken van de verzettermijn.
Uitspraak
Beslissing van 19 januari 2015
in de zaak 7262
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 2 juli 2012, nummer R.3861/11.264, aan partijen toegezonden op 4 juli 2012, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 11 januari 2012 ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Bij beslissing van 8 september 2014 heeft de voorzitter van het hof klager kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 8 september 2014.
2.2 De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op 23 september 2014. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 december 2014, waarbij klager en, namens verweerder, mr. X. zijn verschenen.
2.3 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3 DE BEOORDELING
3.1 Artikel 56 b lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat een klager binnen 14 dagen na het verzenden van de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline verzet kan instellen. De beslissing van de voorzitter van het hof van 8 september 2014 is op 8 september aan klager verstuurd. Dat betekent dat klager uiterlijk 22 september 2014 verzet kon instellen. Het verzet van klager, gedateerd 22 september 2014, is op 23 september 2014 binnen gekomen bij de griffie van het hof. Het verzet is dus te laat ingediend en daarom niet-ontvankelijk.
3.2 Ten overvloede overweegt het hof dat het verzet ongegrond zou zijn verklaard als klager het verzet wel tijdig had ingediend. Artikel 46 lid 4 van de Advocatenwet bepaalt immers dat geen beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de raad waarin het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond wordt verklaard. De beslissing van de voorzitter van het hof, waarvan verzet, is mitsdien juist.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 8 september 2014 niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, E. Schutte en W.J. van Andel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2015.