Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:128

Zaaknummer

R. 4783/15.93

Inhoudsindicatie

Klacht ziet op de handelwijze van verweerder in zijn hoedanigheid van Deken. Wijze waarop een deken onderzoek doet naar een tuchtrechtelijke klacht over een advocaat.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 11 mei 2015 met kenmerk R 2015/45 cij, door de raad ontvangen op 12 mei 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster heeft meerdere klachten ingediend tegen de voormalig Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

1.3 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van Deken van de Haagse Orde van Advocaten deze klacht in behandeling genomen en onderzocht.

1.4 Op 22 oktober 2014 heeft de stafmedewerkster van verweerder, mevrouw H, telefonisch contact met klaagster opgenomen en afgesproken dat zij in het vervolg afschriften van alle brieven van de voormalig Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, mr. D, aan haar zal toesturen.

1.5 Bij brief van 23 oktober 2014 heeft klaagster zich bij de voorzitter van de raad beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster de stafmedewerkster van verweerder dat zij gebruik maakt van het “gluursysteem”. Dit schendt klaagsters privacy aanzienlijk. In het gesprek met de stafmedewerkster is klaagster gebleken dat zij informatie inwint bij dan wel aanneemt van “Schooiers en Pooiers”. Deze informatie staat bekend als onbetrouwbaar. Uit het gesprek bleek ook dat de stafmedewerkster te gemakkelijk meegaat in verhalen van deze of gene en daarop naar haar zeggen in het verleden is aangesproken door verweerder.

2.2 Het komt klaagster onwaarschijnlijk voor dat verweerder niet op de hoogte is van de ondeugdelijke en deels illegale in klaagsters brief beschreven onderzoekspraktijk van de betreffende stafmedewerkster.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft in zijn verweer uiteengezet dat abusievelijk een verkeerd dossiernummer is gebruikt en dat de stafmedewerkster daarom een brief aan klaagster heeft gestuurd op 22 oktober 2014 teneinde haar te berichten dat er sprake was van een vergissing en dat klaagsters klachten niet zijn samengevoegd. Ook heeft de stafmedewerkster in deze brief vermeld dat de brief van de Rotterdamse Deken bij klaagster bekend werd verondersteld, aangezien hij klaagster rechtstreeks een kopie had gezonden. Verweerder ziet niet in wat hier klachtwaardig aan is.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Klaagsters klacht ziet op de handelwijze van verweerder in zijn hoedanigheid van Deken. De aard van de functie van Deken brengt met zich dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een Deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt.

4.3 De wijze waarop een Deken onderzoek doet naar een tuchtrechtelijke klacht over een advocaat valt in principe binnen voornoemde beleidsvrijheid. Enkel indien zou blijken van feiten waaruit kan worden afgeleid dat verweerder door de wijze waarop hij zijn onderzoek van de door klaagster ingediende klacht heeft verricht, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, of dat hij zijn taken zodanig heeft verwaarloosd of zich zodanig heeft misdragen, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, kan sprake zijn van klachtwaardig gedrag aan de zijde van verweerder. Daarvan is niet gebleken.

4.4 Evenmin kan worden vastgesteld dat de stafmedewerkster van verweerder, mr. H, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De gestelde verwijten zowel aan het adres van mr. H als verweerder, zijn door verweerder betwist en door klaagster op geen enkele wijze onderbouwd.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 5 juni 2015.

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 juni 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.