Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:175

Zaaknummer

ZWB 317-2014

Inhoudsindicatie

Voorzitter heeft terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten, noch dat verweerder door zijn optreden de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Verzet levert geen nieuwe gezichtspunten op zodat er geen plaats is voor verder onderzoek naar de klacht. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 24 augustus 2015

in de zaak ZWB317-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 december 2014 op de klacht van:

 

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 8 december 2014 met kenmerk K14-132 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 29 december 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 december 2014 is verzonden aan klager en verweerder.

1.3      Bij brief d.d. 6 januari 2015, op 7 januari 2015 door de raad ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 mei 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-            de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-            het verzetschrift van klager d.d. 6 januari 2015 ;

-            de nagekomen verklaring van de heer C. d.d. 8 februari 2015.

 

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klager.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in:

De voorzitter is voorbij gegaan aan de diverse door klager aangedragen argumenten over onder meer het tekort aan vakbekwaamheid van verweerder en de geconstrueerde bewijsnood.

 

4          BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten, noch dat verweerder door zijn optreden de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënte verwoord, hetgeen hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij vrij stond.

4.3      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden.

4.4      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken, N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 augustus 2015.

 

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

 

en per email aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.